Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/FNV Bouw
Rechtbank Midden-Nederland, 19 juli 2010
ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1678

werkneemster/FNV Bouw

Werkneemster heeft belang bij wedertewerkstelling en re-integratie. Goldsteen-Roeland-arrest

Werkneemster is in 1997 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) FNV Bouw. In 2005 is werkneemster wegens psychische klachten volledig uitgevallen. Met ingang van 16 januari 2007 werd aan werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend uitgaande van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Vanaf 2008 is werkneemster in het kader van de re-integratie geleidelijk aan weer werkzaamheden gaan verrichten. In maart 2010 heeft werkneemster een tijdelijke terugval ervaren. In april 2010 staakt FNV Bouw de re-integratie, stelt werkneemster op non-actief en vraagt toestemming voor ontslag aan het UWV WERKbedrijf. Volgens FNV heeft zij na vijf jaar re-integratie al het redelijke gedaan wat van haar verlangd kon worden. Werkneemster heeft een deskundigenoordeel van het UWV gevraagd. Hieruit volgt dat werkneemsters gezondheid op termijn aanzienlijk zal verbeteren. Werkneemster vordert thans wedertewerkstelling in haar eigen functie. Volgens haar is de werkhervatting geslaagd en is haar non-actiefstelling sinds april 2010 enkel om een ontslag te forceren.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat het erom of in de omstandigheden van het geval redelijkerwijze van de werkgever kan worden gevergd dat hij van de aangeboden arbeid tegen betaling van loon gebruikmaakt, waarbij het aan de werkgever is om omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen die de gevolgtrekking wettigen dat zulks niet het geval is (vgl. HR 13 december 1991, NJ 1992, 441 (Goldsteen/Roeland)). Onder omstandigheden kan van de werkgever worden gevergd dat hij zijn bestaande organisatie of arbeidsverdeling wijzigt of aanpast met het oog op het aanbod van de werknemer. FNV Bouw heeft gesteld dat duurzame re-integratie niet mogelijk zou zijn. Dit standpunt is gezien alle omstandigheden van het geval te voorbarig, zodat de werkhervatting niet geweigerd mocht worden. In dit verband had het op de weg van FNV Bouw als goed werkgever gelegen om de op 15 april 2010 te nemen beslissing eerst te nemen ná consultering op dat punt van de bedrijfsarts, en indien partijen van mening mochten verschillen over de inhoud van dat advies, ná het inwinnen van een second opinion bij het UWV, ná consultering van de re-integratieadviseur, en ná het horen van werkneemster. In plaats hiervan heeft FNV Bouw op 15 april 2010 eenzijdig besloten de re-integratie per direct te stoppen. Ten slotte neemt de kantonrechter in aanmerking dat werkneemster belang heeft bij wedertewerkstelling met het oog op de ontslagvergunningaanvraag. Aangenomen moet immers worden dat de kans op verlening van de ontslagvergunning groter is in het geval zij niet meer werkzaam is en zich bij de op non-actiefstelling heeft neergelegd.

Volgt toewijzing wedertewerkstelling en (gedeelte) loonvordering.