Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam, 9 maart 2010
ECLI:NL:GHAMS:2010:BN1325
Ondernemingsraad van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland/Regionaal Politiekorps Amsterdam-Amstelland
Bij Korpsleidingbesluit van 15 augustus 2008 (hierna: het aanstellingsbesluit) heeft het Politiekorps besloten X per 1 september 2008 aan te stellen als Chef Operationele Zaken District 1. Bij brief van 29 augustus 2008 heeft de ondernemingsraad de nietigheid van dit besluit ingeroepen. In eerste aanleg heeft de ondernemingsraad de kantonrechter op de voet van artikel 36 Wet op de ondernemingsraden (WOR) verzocht voor recht te verklaren dat het aanstellingsbesluit de instemming van de ondernemingsraad behoeft en dat dit besluit vanwege het ontbreken van toestemming van de ondernemingsraad nietig is. Hieraan heeft de ondernemingsraad ten grondslag gelegd dat de korpsleiding met het aanstellingsbesluit het aanstellingsbeleid van dienstvoorschrift 03.00.5 van 28 januari 2003 dat als onderwerp heeft: “sollicitatie- en selectieprocedure” (hierna: het dienstvoorschrift) heeft gewijzigd, hetgeen een wijziging van een regeling op het gebied van het aanstellingsbeleid als bedoeld in artikel 27 lid 1 WOR impliceert, waarvoor op straffe van nietigheid instemming van de ondernemingsraad had moeten worden gevraagd. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking het verzoek afgewezen. In de kern heeft de kantonrechter daartoe overwogen dat het aanstellingsbesluit moet worden aangemerkt als een individueel besluit dat geen algemene strekking heeft, zoals artikel 27 lid 1 WOR vereist. Tegen dit oordeel keert zich het hoger beroep.
Het hof oordeelt als volgt. Volgens de ondernemingsraad volgt de algemene strekking van het besluit uit de veronachtzaming van de 'strenge opleidingseisen' en het 'niet raadplegen van de Vertrouwenscommissie'. Met het Politiekorps is het hof van oordeel dat geen van deze argumenten kan leiden tot het oordeel dat sprake is van een wijziging van een regeling op het gebied van het aanstellingsbeleid, als bedoeld in artikel 27 lid 1 sub e WOR. Het aanstellingsbesluit moet, gelijk de kantonrechter met juistheid heeft overwogen, worden aangemerkt als een individueel besluit, waaraan geen algemene strekking kan worden toegekend, zoals artikel 27 lid 1 sub e WOR vereist.
Volgt bekrachtiging van de beschikking van de kantonrechter.