Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20 juli 2010
ECLI:NL:RBBRE:2010:BN3244
Voestalpine Polynorm Plastics/werknemer
Werknemer (47 jaar) is sinds 1 oktober 2007 in dienst van Polynorm in de functie van operator. In 2009 heeft een reorganisatie plaats gevonden. Volgens Polynorm dienen er thans vanwege de zeer precaire bedrijfseconomische situatie in Roosendaal verdere maatregelen te worden genomen, waaronder gedwongen ontslagen. Aan werknemer is een beëindigingsregeling voorgelegd met vergoeding. Werknemer heeft geweigerd deze regeling te accepteren. Thans verzoekt Plynorm ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische noodzaak. Daarbij wordt opgemerkt dat werknemer een storende factor in het teamverband is, dat juist nu zo belangrijk is. Werknemer betwist dat sprake is van disfunctioneren en wijst erop dat de UWV-regels niet in acht zijn genomen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De bedrijfseconomische redenen zijn genoegzaam aangetoond. De kantonrechter zet echter vraagtekens bij de weg die door Polynorm is bewandeld voor de keuze van de werknemers die zouden moeten vertrekken. Polynorm geeft zelf al aan dat zij door de noodsituatie waarin zij zich bevindt, niet de gebruikelijke selectiecriteria heeft gehanteerd en dat haar beslissing op dat punt niet in lijn is met de beleidsregels van het UWV WERKbedrijf. Polynorm schetst een beeld van het functioneren van werknemer, waarin hij zich in het geheel niet in herkent en ook niet overeenstemt met de zevens en achten in het laatste functioneringsverslag. Dat deze verslagen een farce zijn, breekt Polynorm thans op. Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat er bij Polynorm best sprake kan zijn van een noodsituatie, maar dat geeft de bedrijfsleiding van Polynorm nog niet de vrijheid zomaar een werknemer weg te sturen die naar haar mening om onduidelijke redenen niet past in haar nieuwe bedrijfsstrategie.
Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.