Rechtspraak
H.Z. Transport BV/werknemer
Werknemer is van 1 april 2004 tot 1 april 2007 in dienst geweest van (de rechtsvoorganger van) HZ Transport, in de functie van chauffeur. Aanvankelijk werd werknemer overeenkomstig de dagstaten uitbetaald. Nadat HZ Transport de onderneming had overgenomen, is voortaan uitbetaald op basis van vaste taaknormering. HZ Transport heeft voor het invoeren van een normeringsregeling niet de instemming van de werknemers- en werkgeversorganisaties na voorafgaand overleg met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging verkregen noch is deze normeringsregel aangemeld bij het secretariaat van cao-partijen, hetgeen de cao wel voorschrijft. Bij verstek is HZ Transport veroordeeld tot betaling van het loon. Tegen dit oordeel keert HZ Transport zich met onder meer de stelling dat de kantonrechter ten onrechte de TLN-CAO van toepassing heeft verklaard, terwijl partijen middels incorporatie aan de KNV-CAO gebonden zouden zijn. HZ Transport verwijst voorts ter rechtvaardiging van de door haar toegepaste handelwijze naar het arrest van de Hoge Raad van 8 januari 2002, waarin wordt bepaald dat het de werkgever is toegestaan bij de loonberekening de door de werknemer opgegeven uren te controleren en te corrigeren, onder meer aan de hand van de bij de urenverantwoordingsstaten behorende tachograafschijven. Voorts stelt HZ Transport dat conform die uitspraak de enkele omstandigheid dat de werkgever bij die controle gebruikmaakt van de gegevens van andere werknemers in vergelijkbare situaties niet de conclusie rechtvaardigt dat de werkgever is overgestapt van de loonberekening op basis van werkelijk geregistreerde uren naar een loonberekening op basis van een normeringsregeling. HZ Transport handhaaft dat zij de ingeleverde urenverantwoordingen heeft gecorrigeerd aan de hand van ervaringsregels, ontleend aan de urenverantwoordingsstaten van de andere chauffeurs.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor de overgang van onderneming werd de TLN-CAO toegepast. Mede op grond van artikel 14a WCAO gaat deze cao mee over naar de verkrijger. De kantonrechter doet niet af aan de hiervoor weergegeven uitleg die de Hoge Raad aan de cao-regels heeft gegeven, maar overweegt daarbij dat de controlebevoegdheid van HZ Transport dan vanzelfsprekend niet zover strekt dat zij in feite in (bijna) alle gevallen een standaard urenvergoeding toepast. Daarmee is immers feitelijk wel degelijk overgegaan tot het werken op basis van een normeringsregeling, waaraan de cao de eis heeft gesteld dat daarvoor door de werkgever toestemming moet worden gevraagd en die is, dat staat tussen partijen vast, door HZ Transport niet gevraagd en/of verkregen. Nagegaan dient dus te worden of HZ Transport in de door werknemer genoemde concrete gevallen meer heeft gedaan dan de eenvoudige normeringsregels hanteren van een x-aantal minuten per verrichting, maar de door haar doorgevoerde correcties heeft gebaseerd op een daadwerkelijke controle aan de hand van tachograafschijven en eventuele toelichtingen van de werknemers, aangevuld met de ervaringen van anderen. Het is aan de werkgever om daartoe voldoende te stellen en bij betwisting te bewijzen. Van een dergelijke handelwijze is in deze procedure echter onvoldoende gebleken.
Omdat werknemer meermalen tijdens zijn dienstverband bezwaar heeft gemaakt tegen de rekenmethode van HZ Transport, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar thans een beroep te doen op het verstrijken van de reclametermijn uit de cao.