Rechtspraak
Outpost24 Holland BV/werknemer
Werknemer is in 2002 in dienst getreden van Outpost in de functie van accountmanager. In 2008 heeft Outpost werknemer op non-actief gesteld en te kennen gegeven dat hij zal worden ontslagen. Het daartoe ingediende ontbindingsverzoek is afgewezen. Werknemer heeft vervolgens geen gehoor willen geven aan oproepen van Outpost zijn werkzaamheden te hervatten. Na een mislukte mediation heeft werknemer zich volhard in zijn standpunt dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie en te kennen gegeven over te gaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Outpost heeft werknemer vervolgens op staande voet ontslagen wegens hardnekkige werkweigering.
Het hof oordeelt als volgt. Na de sommatie in 2009 om op het werk te verschijnen en zijn werkzaamheden te hervatten, is werknemer niet op het werk verschenen waarbij hij heeft laten weten ook niet van plan te zijn om te verschijnen. Een dergelijke duurzame werkweigering levert in beginsel een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Dit is slechts anders indien er aan de zijde van werknemer omstandigheden bestaan die aan deze werkweigering het karakter van een dringende reden ontnemen. De stelling van werknemer dat bij hem het vertrouwen ontbrak om de arbeidsrelatie met Outpost te continueren, vormt onvoldoende rechtvaardiging voor werkweigering. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat Outpost na de afwijzende beschikking van de kantonrechter in 2009 voldoende initiatieven heeft ontplooid om de werkrelatie met werknemer te herstellen. Dat werknemer zich fysiek en/of psychisch niet in staat achtte tot het verrichten respectievelijk hervatten van zijn werkzaamheden, hetgeen een rechtvaardiging kan zijn voor een weigering om aan een sommatie tot werkhervatting gehoor te geven, is gesteld noch gebleken.