Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 7 juni 2010
ECLI:NL:RBMID:2010:BN5117

werknemer/werkgever

Vervaltermijn van twee maanden bij opzegverbod ziekte verstreken

Werknemer is sinds 2002 in dienst van werkgever in de functie van pijpfitter. Vanaf 2007 is werknemer diverse malen wegens ziekte uitgevallen. De ziekteperiode van werknemer omvat de volgende perioden:

- 30 oktober 2007 tot 24 december 2007 wegens rugklachten;

- 28 december 2007 tot 14 januari 2008 wegens rugklachten;

- 21 januari 2008 tot 30 juli 2008 wegens rugklachten en psychose;

- 11 september 2008 tot 29 september 2008 wegens wondroos;

- 4 november 2008 tot heden wegens psychose.

Op 17 september 2009 heeft werkgever bij UWV WERKbedrijf een ontslagvergunning aangevraagd voor werknemer. Aan dit verzoek lag langdurige arbeidsongeschiktheid, vanaf 30 oktober 2007 gedurende twee jaren, ten grondslag. Na beoordeling van het verzoek, heeft UWV WERKbedrijf bij brief van 8 januari 2010 werkgever toestemming verleend de arbeidsverhouding met werknemer op te zeggen. Werkgever heeft daarna bij brief van 13 januari 2010 het dienstverband met werknemer per 1 april 2010 opgezegd. Bij brief van 22 maart 2010 heeft werknemer zich op vernietigbaarheid van de opzegging beroepen en verzocht het gegeven ontslag in te trekken. Werknemer vordert thans loon.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Er moet rekening mee worden gehouden dat in een bodemprocedure zal worden uitgemaakt dat werknemer niet tijdig, dat wil zeggen binnen de hierboven bedoelde termijn van twee maanden na de opzegging van 13 januari 2010, heeft kenbaar gemaakt dat hij een beroep zou doen op het opzegverbod. Op 13 januari 2010 heeft werkgever via de opzeggingsbrief aan werknemer duidelijk gemaakt dat zij, gebruikmakend van de verkregen ontslagvergunning, de arbeidsovereenkomst wilde opzeggen, zodat vanaf dat moment de termijn van twee maanden ging lopen. Het feit dat nadien rectificaties op die opzegging zijn gedaan die overigens ook weer werden ingetrokken maakt naar de kantonrechter voorshands oordeelt niet dat de betreffende termijn later is gaan lopen. Vast staat dat werknemer tegen de opzegging heeft geprotesteerd bij brief van 22 maart 2010, te laat dus, en dat er eerder al (mondeling) zou zijn geprotesteerd zou tegenover de betwisting door werkgever door werknemer bewezen moeten worden. Voor een bewijsvoering is in deze voorlopige voorzieningenprocedure echter geen plaats.

Volgt afwijzing vordering.