Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/FFT International BV
Rechtbank Noord-Nederland, 15 september 2010
ECLI:NL:RBLEE:2010:BN7248

werknemer/FFT International BV

Geen matiging boetes of rechtsverwerking na overtreding relatiebeding

Werknemer heeft in het kader van de beƫindiging van zijn dienstverband met FFT een vaststellingsovereenkomst gesloten met daarin opgenomen een relatiebeding. Nadat is vastgesteld dat werknemer het relatiebeding heeft overtreden, vordert FFT ruim twee jaar later betaling van de contractuele boetes. Daartoe heeft FFT executoriaal beslag gelegd op het gemeenschappelijke vermogen van werknemer en diens partner. Werknemer vordert opheffing van het executoriale beslag. Volgens werknemer is er geen sprake van schending van het relatiebeding. Daarnaast zou sprake zijn van rechtsverwerking. Ten slotte doet werknemer een beroep op matiging van de boete.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Voldoende vastgesteld is de overtreding van het relatiebeding. Anders dan werknemer meent is het enkele tijdsverloop onvoldoende om van rechtsverwerking te spreken. Ingevolge artikel 6:94 BW kan voor matiging van de bedongen boete slechts reden zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Naar vaste rechtspraak (recent nog HR 27 april 2007, NJ 2007, 262) brengt deze maatstaf mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik kan maken. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. In casu heeft werknemer willens en wetens het relatiebeding overtreden, zodat er geen ruimte is voor vergaande matiging.