Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer is in 1996 in dienst getreden van werkgever in de functie van registeraccountant. Er is geen arbeidsovereenkomst opgesteld. In een bij de conceptovereenkomst bijgevoegde Secundaire-arbeidsvoorwaardenreglement is een suppletie van de Ziektewetuitkering tot 100% van het nettoloon opgenomen. Op 17 juli 2002 is werknemer uitgevallen wegens ziekte. Werknemer heeft, nadat de verstandhouding tussen partijen was verslechterd, de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 maart 2003. Werknemer heeft bij inleidende dagvaarding van 13 september 2007 werkgever gedagvaard tot betaling van achterstallig loon wegens overuren en wegens niet-betaalde suppletie bij ziekte. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. De vorderingen met betrekking tot overuren zijn verjaard. Wat de suppletieregeling betreft oordeelt het hof dat de strekking van de destijds geldende regeling duidelijk was: maximaal één jaar wordt het anderszins uit hoofde van ziekte ontvangen bedrag aangevuld tot hetzelfde nettoloon als ware de werknemer niet arbeidsongeschikt. Werkgever heeft onvoldoende betwist dat het staande praktijk was het loon tot 100% aan te vullen. Dat de diverse wetswijzigingen van artikel 7:629 BW voor werkgever aanleiding hebben gevormd om deze arbeidsvoorwaarde aan te passen, is gesteld noch gebleken. Werknemer heeft er terecht op gewezen dat deze wetswijzigingen op zich niet met zich brachten dat werkgever het staande beleid zonder meer kon wijzigen (vgl. HR 25 februari 2000, LJN AA4942, NJ 2000, 471 en HR 4 februari 2005, LJN AR6168, JAR 2005/51). Werkgever heeft niet aangegeven dat het voor hem naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was om de suppletieregeling bij de ziekte van werknemer in stand te laten. Deze vordering is derhalve toewijsbaar.