Rechtspraak
Letterfrack/werknemer en Fier c.s.
Werknemer is van 1 mei 2008 tot 1 juni 2009 in dienst geweest van Letterfrack, een uitzendbureau in de zorg. Laatstelijk in de functie van statutair directeur. In de arbeidsovereenkomst van werknemer staan concurrentie-, relatie- en verbod-op-nevenactiviteitenbedingen opgenomen. Werknemer heeft in ieder geval in mei en juni 2009 werkzaamheden voor Fier, een concurrent, verricht. Thans vordert Letterfrack betaling van de contractuele boete van werknemer, alsmede schadevergoeding van Fier.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast is komen te staan dat werknemer het concurrentiebeding heeft overtreden. Voor matiging van een overeengekomen boete kan op grond van artikel 6:94 BW slechts plaats zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Dit betekent dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken indien de toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Werknemer heeft geen omstandigheden aangevoerd ter motivering van zijn verzoek tot matiging, anders dan zijn stelling dat de boete die is gesteld op overtreding van de overige bedingen aanzienlijk lager is. Dat is onvoldoende voor toewijzing van zijn verzoek. Het voorgaande brengt mee dat de boete zal worden toegewezen zoals is gevorderd.
De vorderingen tegen Fier moeten worden afgewezen. Nadat Letterfrack Fier in kennis had gesteld dat werknemer zijn concurrentiebeding overtrad, heeft Fier om bewijsstukken gevraagd (kopie arbeidsovereenkomst). Letterfrack heeft deze stukken nimmer geleverd, zodat Fier niet onrechtmatig heeft gehandeld.