Rechtspraak
werkgever/werknemer
Werknemer is van 1 april 2002 tot 1 oktober 2007 in dienst geweest bij werkgever in de functie van assistent-accountant. In de tussen werkgever en werknemer overeengekomen relatiebeding staat opgenomen dat het werknemer verboden is om na afloop van het dienstverband gedurende drie jaar 'voor een cliënt, die ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst cliënt van de werkgever is' werkzaamheden te verrichten. Volgens werkgever heeft werknemer dit beding overtreden door voor een aantal (ex-)cliënten werkzaamheden te verrichten. Werknemer stelt zich op het standpunt dat cliënten die hebben opgezegd, niet beschouwd kunnen worden als cliënten in de zin van het relatiebeding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De ratio van een relatiebeding is dat de gewezen werkgever gedurende een bepaalde periode wordt beschermd tegen concurrentie door de gewezen werknemer, nu deze over bedrijfsinformatie beschikt omtrent onder meer gehanteerde tarieven en winstmarges. Na ommekomst van deze periode moet die informatie in zoverre als "uitgewerkt" worden beschouwd dat de tarieven, marges e.d. niet meer actueel zijn en concurrentie zonder dit specifieke voordeel kan plaatsvinden. Het enkele feit dat het beding spreekt van "(...) een cliënt, die ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst cliënt van de werkgever is (...)" betekent niet dat een cliënt door opzegging ex-cliënt kan worden en dat daardoor het relatiebeding ten aanzien van die cliënt niet meer zou gelden. Alleen op deze wijze kan het relatiebeding voldoende tot zijn recht komen. Ieder ander oordeel werkt misbruik in de vorm van schijnopzeggingen in de hand en leidt bovendien tot afbakeningsvragen, bijvoorbeeld ten aanzien van de tijdsduur die gelegen moet zijn tussen de opzegging door de cliënt van de relatie met de gewezen werkgever en het onderbrengen van het werk door die cliënt bij de gewezen werknemer. Juist om erop te kunnen vertrouwen dat de gewezen werknemer gedurende enige tijd geen concurrentiefactor kan zijn, is deze lezing van de tekst en ratio van het beding niet aan de orde. Het beroep van werknemer op geheel of gedeeltelijke vernietiging wordt verworpen.
Volgt aanhouding van de zaak zodat werkgever het aantal overtredingen van het relatiebeding kan bewijzen.