Naar boven ↑

Rechtspraak

X Nieuwsdruk/werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 5 oktober 2010
ECLI:NL:GHSHE:2010:BN9821

X Nieuwsdruk/werknemer

Uitleg Sociaal Plan conform cao-norm. Verwijzing naar de toelichting op Aanbeveling 3.5 in het Sociaal Plan impliceert ook toepassing krachtens rechtspraak, zodat bij de vaststelling van de omvang van inkomstenderving de werkgever WW-uitkeringen van werknemer in mindering mag brengen

Tussen partijen is in geschil of bij de berekening van de hoogte van de eenmalige uitkering op grond van de vertrekstimuleringsregeling rekening mag worden gehouden met de WW-uitkering waarop werknemer na beëindiging van het dienstverband aanspraak kan maken. In de visie van werkgever dient de eenmalige uitkering te worden verminderd met een WW-uitkering voor zover het totaal van deze inkomsten een gemiddeld inkomen zou opleveren dat hoger ligt dan zijn inkomen bij werken. Aan werknemer zou volgens werkgever een bedrag van € 136.104 moeten worden uitgekeerd. In de visie van werknemer zou hij aanspraak kunnen maken op een bedrag van € 165.393, omdat bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding op grond van de vertrekstimuleringsregeling volgens hem géén rekening mag worden gehouden met een eventuele WW-uitkering. De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat op grond van de tekst van het Sociaal Plan Osiris in de berekening de WW- en IOW-uitkeringen niet van de vergoeding in het kader van de vertrekstimuleringsregeling mogen worden afgetrokken. Daarbij heeft de kantonrechter onder meer overwogen dat bij de vraag hoe werknemer de zinsnede die in de procedure centraal staat (‘nooit meer dan verwachte inkomensderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd’) mocht opvatten naar aanbeveling 3.5 van de kantonrechtersformule gekeken dient te worden. Daarin staat dat de vergoeding niet hoger zal zijn dan de verwachte inkomstenderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Dat naast reguliere inkomsten ook met uitkeringen rekening moet worden gehouden en als het ware gesaldeerd moet worden tussen te missen inkomen uit arbeid en eventueel te ontvangen uitkeringen, ligt volgens de kantonrechter niet in de formulering van aanbeveling 3.5 besloten nu wordt gesproken over inkomsten. Tegen dit oordeel keert werkgever zich in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. Bij de uitleg van de tekst van de vertrekstimuleringsregeling, onderdeel C.1 van het Sociaal Plan Osiris, is toepassing van de cao-norm aangewezen (vgl. HR 26 mei 2000, LJN AA5961). Ook de bewoordingen van de eventueel bij het Sociaal Plan behorende schriftelijke toelichting moet bij de uitleg worden betrokken. Indien de bedoeling van de opstellers van het Sociaal Plan naar objectieve maatstaven volgt uit de bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers die niet bij de totstandkoming ervan betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend. Bij de uitleg geldt voorts dat alle omstandigheden van het geval gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen van beslissende betekenis zijn. (vgl. HR 20 februari 2004, LJN AO1427, en HR 14 maart 2008, LJN BC6699).

In het Sociaal Plan staat in onderdeel A.2 (‘Definities’) onder 13, slot, te lezen dat het op basis van de kantonrechtersformule berekende bedrag nooit meer zal zijn dan de verwachte inkomensderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd (conform de toelichting van de kantonrechters in het kader van de kantonrechtersformule). Gelet op deze uitdrukkelijke verwijzing naar de toelichting op de kantonrechtersformule dient bij de uitleg van meerbedoelde zinsnede acht geslagen te worden op aanbeveling 3.5. Aanbeveling 3.5 behorend bij de kantonrechtersformule luidt als volgt: 'De vergoeding zal – behoudens eventuele immateriële schade – niet hoger zijn dan de te verwachte inkomstenderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Een 63-jarige man met 20 dienstjaren zou bij toepassing van de formule een vergoeding ontvangen die hoger ligt dan zijn redelijke te verwachten inkomstenderving.' In het feit dat kantonrechters bij hantering van de kantonrechtersformule en aanbeveling 3.5 bij vaststelling van de mate van inkomensderving met de WW-uitkering rekening plegen te houden, ziet het hof een bevestiging van de visie dat een uitleg naar objectieve maatstaven ertoe leidt dat bij het begrip 'inkomensderving' rekening moet worden gehouden met de naar redelijke verwachting te verkrijgen sociale zekerheidsuitkering. Daarbij acht het hof niet relevant of en in hoeverre van werknemer (in subjectieve zin) gevergd kan worden dat hij zich in de toepassing van (aanbeveling 3.5 van) de kantonrechtersformule verdiept.

Het door werknemer aangevoerde (van de kantonrechter overgenomen) argument dat bij een uitkering van een bedrag ineens altijd de mogelijkheid bestaat dat men per saldo over meer inkomsten per maand kan beschikken dan 100% van zijn eerder verdiende maandloon plus toeslagen, gaat naar het oordeel van het hof op voor de situatie dat die extra inkomsten bij vaststelling van het bedrag ineens nog niet te verwachten zijn, maar niet voor de onderhavige situatie dat werknemer met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid recht op een WW-uitkering zal hebben bij gebruikmaking van de vertrekstimuleringsregeling en dat hij daarvan op de hoogte was (gebracht). En dat laatste is in deze zaak aan de orde.

Volgt vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vordering.

  • Wetsartikelen: Sociaal Plan en 3.5 Aanbevelingen Kring van Kantonrechters
  • Onderwerpen: Uitleg
  • Trefwoorden: Sociaal Plan, uitleg, pensioenplafond, aanbeveling 3.5, inkomstenderving en WW-uitkering