Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 5 oktober 2010
ECLI:NL:GHSHE:2010:BN9836
Greenpol Uitzendburo BV/werknemer
Werknemer, die de Poolse nationaliteit bezit, is van 1 november 2000 tot 1 oktober 2005 op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst bij Greenpol BV in dienst geweest. Op 26 juni 2006 is werknemer op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst opnieuw bij Greenpol BV in dienst getreden in de functie van filiaalmanager A. In deze arbeidsovereenkomst zijn een geheimhoudings-, een concurrentie-, een relatie- en een boetebeding opgenomen. Greenpol houdt zich, kort samengevat, bezig met het zowel in Nederland als in België uitlenen van uitzendkrachten van Poolse komaf in diverse bedrijfstakken. Greenpol BV heeft een Belgische zustervennootschap, Greenpol Interim BVBA (hierna: Greenpol BVBA). Werknemer wordt door de Belgische fiscus sinds 2007 aangemerkt als werknemer van Greenpol BVBA. Werknemer ontvangt ook vanaf die periode loonspecificaties waaruit zou blijken dat hij bij de Belgische dochter in dienst is. In 2009 neemt werknemer op staande voet ontslag en beroept hij zich op artikel 35 van de Belgische Arbeidsovereenkomstenwet. Werknemer is vervolgens als zelfstandige werkzaamheden gaan verrichten voor een concurrent van Greenpol. De Belgische rechter heeft in 2010 geoordeeld dat werknemer bij Greenpol BV (Nederland) in dienst is gebleven. Greenpol BV vordert nakoming van het concurrentiebeding en veroordeling tot betaling van een voorschot op de boetes. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Gezien het feit dat beide partijen hun standpunten hebben gemotiveerd met verwijzingen naar bepalingen uit het Nederlands recht, gaat het hof ervan uit dat er sprake is van een impliciete keuze voor dat recht als bedoeld in artikel 3 lid 1 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome, 19 juni 1980), hierna: EVO. Maar ook indien geen sprake zou zijn van een rechtskeuze van partijen, dan is ook op grond van artikel 6 lid 2 sub a EVO het Nederlands recht van toepassing als het recht van het land waar de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht(te). Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer zijn werkzaamheden voornamelijk (voor 60 à 70%) in Nederland verricht(te). In navolging van het oordeel van de Belgische rechter, acht het hof aannemelijk dat werknemer in dienst was van Greenpol BV, zodat hij het concurrentiebeding heeft overtreden. Artikel 7:653 lid 3 BW is niet van toepassing, omdat werknemer onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een dringende reden. Naar het oordeel van het hof heeft werknemer overduidelijk het relatie- en concurrentiebeding overtreden, zodat een voorschot op de boetes en verbod op verdere overtredingen kan worden toegewezen.