Rechtspraak
Mapi Values Netherlands BV
Werknemer (30 jaar) is op 1 oktober 2009 in dienst getreden van Mapi als Senior Research Associate. Op 10 december 2009 heeft Mapi haar ontevredenheid over het functioneren van werknemer meegedeeld. In de schriftelijke bevestiging van het gesprek op 10 december staat dat werknemer per direct is ontslagen tijdens de proeftijd onder aanbieding van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zes maanden. Bij schrijven van 14 december 2009 deelt werknemer mee dat hij zich niet kan vinden in het nieuwe aanbod en dat hij per direct zelf ontslag neemt. Bij brief van 8 juni 2010 deelt werknemer Mapi mee dat er sprake is van een nietige opzegging op 10 december 2009, omdat de overeengekomen proeftijd van drie maanden nietig is. Evenmin is er sprake van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Mapi stelt zich op het standpunt dat werknemer zelf op 14 december 2009 ontslag heeft genomen. Mapi verzoekt thans voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is geen sprake van een geldig ontslag op staande voet. De opzegging onder gelijktijdige aanbieding van een tijdelijk contract verzet zich daartegen. De vraag of werknemer gehouden kan worden aan haar opzegging valt buiten de rechtstrijd en is voorbehouden aan het oordeel van de bodemrechter. Resteert de vraag naar de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie en dat na bijna zes maanden geen wedertewerkstelling kan plaatsvinden. Aan werknemer dient evenwel een vergoeding toe te komen. Mapi heeft namelijk naar het oordeel van de kantonrechter op 10 december 2009 niet als goed werkgever gehandeld. Immers, Mapi confronteerde werknemer die dag onverwacht met zowel een per direct ingaande demotie als een omzetting van haar contract van onbepaalde in een voor bepaalde tijd. Onduidelijk is waarom deze drastische maatregelen al na een dienstverband van slechts twee maanden nodig waren. Daar komt bij dat de eerste maatregel (demotie) prematuur lijkt, nu gesteld noch gebleken is dat Mapi werknemer de kans heeft gegeven om te werken aan concrete verbeterpunten. Voorts ontbreekt voor de tweede maatregel (omzetting contract) elke noodzaak. Immers, op grond van het bepaalde in artikel 7:685 BW kan een werkgever te allen tijde ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoeken. Niet uitgesloten is dat werknemer geen ontslag zou hebben genomen, indien Mapi haar niet gedwongen zou hebben om in te stemmen met demotie en omzetting van haar contract. Aangenomen wordt dan ook dat de handelwijze van Mapi heeft geleid tot het besluit om ontslag te nemen. Een vergoeding met C=2 komt de kantonrechter billijk voor.