Naar boven ↑

Rechtspraak

Windesheim/werkneemster
Rechtbank Midden-Nederland, 1 oktober 2010
ECLI:NL:RBZLY:2010:BO2090

Windesheim/werkneemster

Ontbinding arbeidsovereenkomst van langdurig arbeidsongeschikte werkneemster. Oordeel bedrijfsarts versus verzekeringsarts. Geen vergoeding ondanks schending re-integratieverplichtingen

Werkneemster is vanaf 1996 in dienst van Windesheim, thans in de functie van medewerkster Mediacentrum. Windesheim verzoekt thans de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, kort gezegd, omdat werkneemster veelvuldig en langdurig wegens ziekte afwezig is, zij niet of onvoldoende meewerkt aan haar re-integratie, de organisatie van het werk op de afdeling Mediacentrum door de veelvuldige afwezigheid van werkneemster ernstig wordt bemoeilijkt, en de bereidheid van de collega’s van werkneemster haar werk er steeds maar bij te doen, is weggevallen. De collega’s storen zich bovendien aan het theatrale gedrag (kreunen en klagen) van werkneemster.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster is ten onrechte door de bedrijfsarts arbeidsgeschikt geacht. Er was en is sprake van psychische problematiek die aan werkhervatting in de weg staat. Dit oordeel leidt tot twee gevolgtrekkingen. In de eerste plaats staat daarmee vast dat de periode van 104 weken gedurende welke Windesheim de arbeidsovereenkomst niet mag opzeggen, na 12 augustus 2010 is verstreken. Het verzoek tot ontbinding, dat rechtstreeks verband houdt met de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte van werkneemster, stuit dus niet (meer) af op het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 BW. In de tweede plaats moet de stelling van Windesheim dat werkneemster zich niet of onvoldoende heeft ingezet voor haar re-integratie worden bijgesteld in die zin, dat haar daarvan redelijkerwijze geen verwijt kan worden gemaakt. Uit de stelling van werkneemster dat zij 'chronisch ziek' is, uit de lange duur van haar arbeidsongeschiktheid, en uit de rapporten van de verzekeringsartsen volgt dat herstel binnen een afzienbare termijn, waarbij gedacht wordt aan de termijn van 26 weken die het UWV ook hanteert, redelijkerwijze niet valt te verwachten. De arbeidsovereenkomst dient derhalve geen redelijk doel meer, zodat ontbinding in de reden ligt.

Aan werkneemster komt geen vergoeding toe, hoewel Windesheim zijn re-integratieverplichtingen niet geheel juist is nagekomen. In casu had het wel naleven van de re-integratieverplichtingen niet tot werkhervatting geleid, zodat de materiële norm niet is geschonden.