Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Ravestein Rubberparts BV
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10 november 2010
ECLI:NL:RBBRE:2010:BO4397

werknemer/Ravestein Rubberparts BV

Geen kennelijk onredelijk ontslag. Vrijstelling werkzaamheden tijdens opzegtermijn en aangeboden – maar niet geaccepteerde ontslagvergoeding – toereikende voorziening

Werknemer (53 jaar) is sinds 1997 in dienst van Ravestein. De arbeidsovereenkomst is wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd tegen 1 december 2009. Vanaf 1 september 2009 is werknemer vrijgesteld van werkzaamheden, zodat hij alle gelegenheid heeft te solliciteren naar een nieuwe betrekking. Werknemer stelt zich op het standpunt dat dit ontslag zonder enige vergoeding kennelijk onredelijk is.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Bij dagvaarding stelt werknemer dat de arbeidsverhouding is beëindigd zonder toekenning van enige beëindigingsvergoeding. Deze stelling blijkt niet juist te zijn. Gebleken is immers ten processe dat gedaagde aan eiser een vergoeding heeft aangeboden van € 4.500 bruto, dan wel het verstrekken van suppletie op de door eiser te ontvangen WW-uitkering gedurende 1 jaar. Eiser heeft dit aanbod geweigerd. Naar het oordeel van de kantonrechter kan deze aangeboden vergoeding in de gegeven omstandigheden, waarbij ook moet worden gekeken naar de bedrijfseconomische situatie waarin gedaagde is komen te verkeren, in casu als redelijk worden aangemerkt. Door aldus een redelijke vergoeding aan te bieden, is de eventuele grond voor een kennelijk onredelijk ontslag weggenomen. Naar het oordeel van de rechter leveren de door werknemer aangevoerde omstandigheden, meer in het bijzonder de duur van het dienstverband, de leeftijd van werknemer en mede daardoor zijn kansen op de arbeidsmarkt, alsmede de reden van beëindiging van de arbeidsovereenkomst ook overigens niet op de kwalificatie kennelijk onredelijk ontslag door het zogenaamde gevolgencriterium. Hierbij speelt een rol dat Ravestein werknemer gedurende drie maanden geheel heeft vrijgesteld van werkzaamheden teneinde te solliciteren, terwijl bovendien naar zijn stelling is gebleken dat Ravestein bewust ten voordele van werknemer is afgeweken van de opzegtermijn, aldus dat werknemer een extra maandsalaris heeft ontvangen.

Volgt afwijzing vordering werknemer.