Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer is in mei 2005 in dienst getreden van werkgever in de functie van plafondmonteur. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO afbouw van toepassing. Partijen twisten over de vraag of werknemer destijds juist is ingeschaald. Volgens werknemer had hij in 2005 reeds ervaringsjaren (artikel 1 lid 15 Wet CAO) opgebouwd middels zijn uitzendwerk. De werkgever betwist dat deze ervaringsjaren meetellen op grond van de uitleg van de cao. Voorts twisten partijen over de vraag wat 'enig jaar' in de zin van de cao betekent.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Van een ervaringsjaar is slechts dan sprake indien in 'enig jaar' meer dan 220 rechtdagen zijn opgebouwd. Uitzendperiodes tellen daarbij niet mee. Enig jaar heeft objectief beschouwd de betekenis van: een jaar, om het even welk jaar, het hoeft geen kalenderjaar te zijn, of het elders in de cao genoemd rechtjaar (lopend van de 17e week tot en met de 16e week daaropvolgend), als maar ergens in het arbeidsverleden van de werknemer een jaar is aan te wijzen gedurende welke meer dan 220 rechtdagen zijn opgebouwd. Indien een werkervaringsjaar gelijk is aan ten minste 220 rechtdagen, dus slechts een optelsom van het aantal rechtdagen, ongeacht of die rechtdagen binnen één jaar zijn opgebouwd zoals werknemer impliciet betoogt, dan had de cao kunnen volstaan met de bepaling dat sprake is van een werkervaringsjaar zodra een werknemer meer dan 220 rechtdagen heeft opgebouwd. De stellingen van partijen en de overgelegde stukken bieden geen aanknopingspunten voor een meer op de kennelijke bedoeling van de cao/partijen toegesneden uitleg. Werknemer wordt in de gelegenheid gesteld zijn standpunten nader te onderbouwen en te verduidelijken.