Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland, 6 december 2010
ECLI:NL:RBLEE:2010:BO6458
De Vries Kozijnen BV/werknemers
De Vries Kozijnen verzoekt ontbinding van 124 arbeidsovereenkomsten. De Vries Kozijnen heeft op 4 november 2010 een melding in het kader van de Wet melding collectief ontslag gedaan bij het UWV WERKbedrijf Friesland. Het UWV WERKbedrijf heeft bij brief van 9 november 2010 laten weten dat de melding voldoet aan de vereisten die de Wet melding collectief ontslag (met name in art. 4) stelt. De COR is op 1 november 2010 om advies gevraagd. De COR heeft positief geadviseerd, doch aangedrongen op een sociaal plan. De Vries Kozijen heeft geen overeenstemming met de vakbonden kunnen bereiken over de inhoud van het sociaal plan.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Hoewel het UWV WERKbedrijf in beginsel de aangewezen instantie is om te oordelen over een omvangrijke reorganisatie als de onderhavige, brengt dat niet met zich dat de kantonrechter niet bevoegd zou zijn. Ingevolge artikel 7:685 BW kan immers ieder der partijen te allen tijde de kantonrechter verzoeken om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden hanteert de kantonrechter (zo veel mogelijk) de regels zoals die gelden voor ontslagaanvragen via het UWV WERKbedrijf.
De kantonrechter stelt vast dat De Vries Kozijnen heeft gehandeld in strijd met de in de WOR, WMCO en CAO Timmerbedrijf vastgestelde verplichtingen. Zij heeft niet alleen de wachttijd conform de WMCO en het adviestraject conform de WOR niet afgewacht, zij is zelfs zover gegaan dat zij op 4 november 2010 de noodzakelijke melding op grond van de WMCO en op 1 november 2010 de verplichte adviesaanvraag op grond van de WOR heeft gedaan en reeds op 5 november 2010, zijnde dezelfde dag als waarop de werknemers zijn ingelicht, de ontbindingsverzoeken ingediend bij de kantonrechter. Hiermee heeft De Vries Kozijnen uiterst onzorgvuldig gehandeld. Dat de tijdsdruk hier debet aan zou zijn geweest, rechtvaardigt dit handelen niet. De Vries Kozijnen had in een veel eerder stadium de bonden en de ondernemingsraad moeten betrekken bij haar voornemen om tot een grootscheepse reorganisatie over te gaan. Daarnaast had van haar verlangd mogen worden dat zij op enigerlei wijze het personeel tijdig had ingelicht over een mogelijk op handen zijnde reorganisatie. Door de gekozen handelwijze heeft zij de werknemers volkomen verrast en tegen zich in het harnas gejaagd. Desalniettemin acht de kantonrechter deze schendingen geen reden voor afwijzing van de ontbindingsverzoeken, daar inmiddels gebleken is dat de COR heeft geadviseerd en het overleg met de vakbonden heeft plaatsgevonden.
Bij toepassing van het afspiegelingsbeginsel heeft De Vries Kozijnen als peildatum 1 januari 2011 gekozen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit een objectiveerbare peildatum. Wel dienen – conform de Beleidsregels van het UWV – eventuele uitzendperiodes bij de toepassing van het afspiegelingsbeginsel te worden meegeteld.
De kantonrechter houdt de zaak aan om partijen in de gelegenheid te stellen de (juiste) ontslagvolgorde vast te stellen.