Naar boven ↑

Rechtspraak

Rabobank Centraal Twente/werkneemster
Rechtbank Overijssel, 8 december 2010
ECLI:NL:RBALM:2010:BO6717

Rabobank Centraal Twente/werkneemster

Ontbinding na loopbaanbegeleidingstraject Rabobank leidt tot kantonrechtersformule minus kosten van dit traject. Dienstjaren vorige Rabobankwerkgever tellen mee bij vaststelling A-factor

Werkneemster is op 1 januari 1996 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) de Rabobank. In de periode van 3 januari 1972 tot 24 juli 1981 is werkneemster eveneens werkzaam geweest voor een Rabobankvestiging. Na een fusie tussen de Rabobank Midden-Twente en Rabobank Twentehof heeft een reorganisatie plaatsgevonden, als gevolg waarvan de functie van werkneemster, servicemedewerker bankhal, is vervallen en zij boventallig is verklaard. Op basis van het Sociaal Statuut van de Rabobank maakt werkneemster gebruik van het loopbaanbegeleidingstraject (gedurende een periode van 12 maanden). Thans verzoekt de Rabobank ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een vergoeding conform de kantonrechtersformule minus de kosten van het loopbaanbegeleidingstraject. Werkneemster voert een aantal verweren. Allereerst beroept zij zich op de reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte. Mede dankzij de arbeidsongeschiktheid heeft zij niet volledig gebruik kunnen maken van het loopbaanbegeleidingstraject. Voorts acht zij een neutrale C-factor niet juist (C=1,5 zou gepaster zijn). Ten slotte meent werkneemster dat alle dienstjaren bij een Rabobankvestiging, voorafgaand aan de indiensttreding per 1996, dienen mee te tellen in de A-factor.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu de functie van werkneemster is komen te vervallen, zal ontbinding worden uitgesproken. De kantonrechter overweegt dat de A-factor uitgaat van het beginsel dat trouwe dienst billijkheidshalve van invloed is op de hoogte van de ontbindingsvergoeding en zij is van oordeel dat de omstandigheden van dit geval aanleiding geven om de dienstjaren over de periode 1972 tot 1981 mee te nemen in de berekening van de hoogte van de vergoeding. In 1981 is werkneemster bevallen en parttime werken was toen niet mogelijk bij de Rabobank. Zij is in de periode van 1981 tot 1996 steeds op flexibele basis werkzaam gebleven voor de Rabobank (uitzend-, oproep-, vakantiekracht). De kantonrechter is wel van oordeel dat het billijk is om bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding rekening te houden met het merendeel van de door de Rabobank opgevoerde kosten, gelet op het 13 maanden durende traject en de daaraan verbonden kosten en het feit dat werkneemster gedurende het traject is vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.

Volgt ontbinding met een vergoeding van € 16.000.