Rechtspraak
werkneemster/werkgever
Werkneemster is op 1 november 2008 in dienst getreden van werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar. Op 8 juni 2009 heeft zij samen met haar echtgenoot een vennootschap opgericht en had zij de bedoeling de bedrijfsruimte, woning en sauna van werkgever over te nemen per 10 juli 2009. In verband met financieringsproblemen is de overdracht uitgesteld tot 1 augustus. Opnieuw bleek de overdracht niet mogelijk, waarbij werkgever werkneemster aansprakelijk heeft gesteld voor de schade wegens wanprestatie. Uiteindelijk is op 25 september alsnog alles overgedragen. In de onderhavige procedure vordert werkneemster loon over de periode 1 juni tot 1 november 2009. Werkgever stelt zich op het standpunt dat partijen op 1 juni met wederzijds goedvinden uiteen zijn gegaan.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vanaf 25 september heeft werkneemster de onderneming van werkgever overgenomen. Over deze periode kan werkgever geen loon zijn verschuldigd. In de periode 1 juni tot en met augustus 2009 heeft werkneemster zich niet beschikbaar gehouden de bedongen arbeid te verrichten. Zij was toen immers bezig met de oprichting van haar eigen vennootschap. De op 4 augustus gestuurde e-mail waarin werkneemster aanbood – nadat werkgever zich beriep op de wanprestatie van werkneemster en schadevergoeding vorderde – de bedongen arbeid (weer) te verrichten, maakt dit niet anders. Integendeel, de reactie van werkgever was immers dat zij ervan uitgingen dat de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2009 met wederzijds goedvinden was geëindigd. Werkneemster heeft niet meer op deze reactie gereageerd, hetgeen veel bepalend is in de onderhavige procedure. Uit het voorgaande volgt dat, ongeacht of de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2009 met wederzijds goedvinden is geëindigd, werkneemster op grond van artikel 7:627 BW geen recht heeft op loon.