Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland, 7 december 2010
ECLI:NL:RBALK:2010:BO8977
Lips Linnenmanagement BV/werknemer
Werknemer is vanaf 27 maart 2006 bij Lips werkzaam in de functie van projectcoördinator. Werknemer is op 30 oktober 2007 arbeidsongeschikt als gevolg van psychische klachten door haar privésituatie. Werknemer heeft in kort geding gevorderd om in het kader van haar re-integratie toegelaten te worden tot het verrichten van werkzaamheden als projectcoördinator bij de vestiging van Lips in Castricum. Deze vordering is door de voorzieningenrechter afgewezen en in hoger beroep door het Hof Amsterdam bekrachtigd. Bij besluit van 30 oktober 2009 heeft het UWV een loonsanctie tot 13 november 2010 opgelegd aan Lips, op de grond dat de re-integratie-inspanningen van Lips onvoldoende zijn geweest. Werknemer is met ingang van 8 december 2009 op non-actief gesteld. Bij vonnis in kort geding van 2 maart 2010 heeft de kantonrechter te Alkmaar als voorzieningenrechter de vordering van werknemer om in het kader van haar re-integratie toegelaten te worden tot het verrichten van werkzaamheden als projectcoördinator bij de vestiging van Lips in Zuidlaren afgewezen. Bij beschikking van de kantonrechter te Alkmaar van 12 april 2010 is het verzoek van Lips tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer afgewezen, omdat de arbeidsverhouding in Alkmaar niet zodanig verstoord wordt geacht dat re-integratie in die vestiging is uitgesloten. Thans verzoekt Lips ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Aan dit verzoek legt Lips ten grondslag dat Lips als werkgever niet meer met werknemer wenst verder te gaan, ongeacht de locatie, nu er als gevolg van de gevoerde procedures en de onheuse bejegening van Lips door werknemer een onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan. Voorts heeft Lips aangevoerd dat ook via het tweedespoortraject geen oplossing/plaatsing is gevonden en de periode van loonsanctie is verstreken, zodat Lips niets anders rest dan ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het beroep van werknemer op het 'ne bis in idem'-beginsel wordt verworpen. Immers, uit het eerste lid van artikel 7:685 BW volgt dat iedere partij te allen tijde bevoegd is zich tot de kantonrechter te wenden teneinde ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken. Voorts is niet gebleken dat het verzoek verband houdt met een verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Vervolgens is de vraag aan de orde of thans – na de afwijzing van 12 april 2010 – sprake is van zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. In de gegeven omstandigheden, waarin Lips uitdrukkelijk stelt dat zij, ongeacht de locatie, niet meer met werknemer wenst verder te gaan, en werknemer – feitelijk – de voorkeur geeft aan re-integratie via het tweede spoor in plaats van de mogelijkheid van assessment en mediation is de kanonrechter van oordeel dat een reële en vruchtbare basis voor re-integratie van werknemer bij Lips is komen te vervallen. Dit levert een zodanige verandering in de omstandigheden op dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. De arbeidsovereenkomst zal daarom per 1 januari 2011 worden ontbonden.
Wat de vergoeding betreft, overweegt de kantonrechter dat het aan werknemer te verwijten valt dat de re-integratie in het eerste spoor niet van de grond kwam. Daar staat tegenover dat de re-integratie in het tweede spoor goed verliep en werkhervatting op korte termijn in de rede lag. Bij deze stand van zaken had het in de rede gelegen om die fase af te wachten, in plaats van prematuur wederom een verzoekschrift in te dienen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Die handelwijze is Lips te verwijten, aangezien daardoor aan het re-integratietraject tweede spoor een vroegtijdig einde is gekomen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grond van ontbinding zowel in de risicosfeer van Lips als werknemer valt. Billijkheidshalve komt daarom aan werknemer een vergoeding toe met toepassing van een correctiefactor 0,5, die afgerond uitkomt op € 9.000 bruto.