Naar boven ↑

Rechtspraak

Orion/Schaltgeräte GmbH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 11 januari 2011
ECLI:NL:GHSHE:2011:BP1013

Orion/Schaltgeräte GmbH

Nederlandse rechter onbevoegd kennis te nemen van arbeidsgeschil op grond van artikel 19 EEX-Vo.

Op 1 januari 2007 is werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – twaalf maanden – bij Orion in dienst getreden als 'Kaufman' (buitendienstmedewerker, verkoper). De door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst vermeldt in paragraaf 2 onder 3: 'Arbeitsort ist der jeweilige Sitz der Firma, derzeit [vestigingsplaats]'. De arbeidsovereenkomst is per 1 oktober 2007 beëindigd op verzoek van werknemer. Thans vordert werknemer loon van Orion. De kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard.

Het hof oordeelt als volgt. De rechterlijke bevoegdheid moet in deze zaak worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 19 van de EEX-Vo. Op grond van deze bepaling kan de werkgever met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat dus worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt of voor het gerecht van de laatste plaats waar hij gewoonlijk heeft gewerkt. Uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU volgt dat, indien de arbeid in meer dan één lidstaat wordt verricht, als plaats waar de werknemer gewoonlijk de arbeid verricht aangemerkt moet worden de plaats waar of van waaruit de werknemer feitelijk het belangrijkste deel van zijn verplichtingen jegens zijn werkgever vervult (zie HvJ EG 13 juli 1993, NJ 1997, 61; HvJ EG 9 januari 1997, NJ 1997, 717; HvJ EG 27 februari 2002, JAR 2002/208). Werknemer betoogt dat de plaats waar of van waaruit hij feitelijk het belangrijkste deel van zijn verplichtingen jegens Orion vervulde binnen het arrondissement van de rechtbank Maastricht was gelegen. Werknemer stelt dat hij door Orion was aangetrokken om de producten van Orion op de Nederlandse markt te verkopen en dat hij vanuit zijn woonplaats bedrijven bezocht. Hij voert aan dat hij met het bezoeken van de in Nederland gevestigde klanten gemiddeld twee dagen per week onderweg was, dat hij daarnaast – zeer incidenteel – klanten in België en andere EG-landen moest bezoeken en dat hij de resterende tijd vanuit zijn woning allerlei andere werkzaamheden verrichtte zoals het uitbrengen van offertes en het per telefoon of per e-mail voeren van overleg met klanten en met Orion. Het hof oordeelt dat werknemer zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd.

Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.