Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Capgemini Nederland BV
Rechtbank Midden-Nederland, 2 februari 2011
ECLI:NL:RBUTR:2011:BP2909

werknemer/Capgemini Nederland BV

Uitleg geïncorporeerde arbeidsongeschiktheidsvoorziening uit maatschapsovereenkomst in arbeidsovereenkomst van werknemer. Haviltex-norm

Werknemer (59 jaar) is in 1976 in dienst getreden bij een rechtsvoorgangster van de maatschap Ernst : Young Consulting. In of omstreeks 1986 is hij toegetreden tot de toenmalige maatschap. In de maatschapsovereenkomst van 1999 is in artikel 16 een voorziening getroffen in geval van arbeidsongeschiktheid van de (als 'partner' aangeduide) bestuurder van een praktijkvennootschap (zowel het van rechtswege eindigen van maatschapslid bij langdurige arbeidsongeschiktheid als een afbouwregeling van winstpunten). In 2000 is de onderneming van de maatschap van Ernst : Young Consulting ingebracht in Ernst : Young Consultants B.V. Met bestuurders van deze maatschappen is Ernst : Young een arbeidsovereenkomst aangegaan. De eerder genoemde maatschapsbepaling is in deze arbeidsovereenkomsten gehandhaafd. Capgemini is de rechtsopvolgster van Ernst : Young Consultants B.V. In maart 2004 is werknemer uitgevallen wegens ziekte. In 2007 heeft het UWV aan werknemer een IVA-uitkering toegekend en in 2008 is de arbeidsovereenkomst met toestemming van de CWI opgezegd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Met ingang van 1 oktober 2010 heeft Cagemini de betalingen aan werknemer, die zij tot dan toe op grond van de afbouwregeling aan hem had gedaan, gestaakt. Werknemer vordert thans doorbetaling van een bedrag gelijk aan het loon tot aan zijn pensioenleeftijd. Hij beroept zich op artikel 16 van de maatschapsovereenkomst. Volgens werknemer heeft Capgemini niet overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van artikel 16 van de maatschapovereenkomst het bindend advies gevolgd (inhoudende dat door drie vertrouwensartsen bindend is vastgesteld dat sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid en dat een gehele of gedeeltelijke werkhervatting niet te verwachten was). Derhalve heeft Capgemini ten onrechte de afbouwregeling in laten gaan. Volgens Capgemini moet de bepaling zo veel mogelijk worden uitgelegd als ware de werknemer nog een partner.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de considerans blijkt dat de partijen bij de arbeidsovereenkomst kostenneutraliteit hebben willen nastreven, in die zin dat de werkgeverslasten (inclusief het werkgeversdeel van de werknemersverzekeringen en de overhevelingstoeslag), voortvloeiend uit de arbeidsvoorwaarden van werknemer, (zo veel mogelijk) gelijk blijven aan de kosten die anders door de maatschap zouden zijn gedragen. De kantonrechter volgt daarom Capgemini voorshands in haar betoog dat bij de vaststelling van de aanspraken die werknemer bij langdurige arbeidsongeschiktheid heeft zo veel mogelijk dient te worden aangesloten bij de situatie waarin hij zou hebben verkeerd indien hij nog partner zou zijn geweest. Hierbij speelt een rol dat het niet steeds mogelijk zal blijken te zijn om de rechtspositie die werknemer als partner had naadloos te doen aansluiten bij die welke hem als werknemer toekwam. De verschillen tussen beide rechtsposities dienen in ogenschouw te worden genomen. Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep dat werknemer op het bepaalde in het tweede lid van artikel 16 van de maatschapovereenkomst heeft gedaan, niet slaagt. Gezien de samenhang met het daaraan voorafgaande artikellid is de kennelijke ratio van dit tweede lid dat de langdurig arbeidsongeschikte partner werd beschermd tegen een beëindiging van de maatschap. Door de bedongen bindende vaststelling door drie vertrouwensartsen van de volledige arbeidsongeschiktheid en van de prognose van het ziekteverloop werd gewaarborgd dat de maatschap eerst na een zorgvuldige medische beoordeling wegens arbeidsongeschiktheid zou eindigen. De rechtspositie van een zieke werknemer is wettelijk op een andere wijze beschermd, met name door het opzeggingsverbod van artikel 7:670 lid 1 BW en door de toets die krachtens artikel 6 BBA en het daarop gebaseerde Ontslagbesluit wordt aangelegd alvorens na verloop van twee jaren arbeidsongeschiktheid toestemming tot beëindiging van de arbeidsverhouding wordt verleend. Artikel 5:2 lid 2 van het Ontslagbesluit voorziet in het inwinnen van het advies van het UWV (onder meer) over de vraag of op korte termijn herstel is te verwachten. Gelet hierop hoefde Capgemini de procedure van artikel 16 lid 2 van de maatschapovereenkomst niet te volgen.

Anders dan Capgemini stelt brengt deze gelijkschakeling met zich dat niet eerder dan bij het einde van de arbeidsovereenkomst de afbouwregeling in werking zou treden. De gelijkschakeling met artikel 7:629 BW gaat in dit verband niet op. De bedragen die werknemer uit zijn – deels zelf bekostigde – arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft ontvangen, komen niet in mindering op de vergoedingsplicht van Capgemini. De kantonrechter zoekt aansluiting bij artikel 7:629 BW. Deze bepaling bedoelt te voorkomen dat de werknemer indirect meebetaalt aan de inkomensvoorziening tijdens ziekte. Capgemini heeft voorshands niet aannemelijk gemaakt dat de partijen bij de arbeidsovereenkomst desondanks bedoeld hebben dat met de door werknemer zelf gefinancierde verzekering werd voldaan aan de door de werkgever op zich genomen verplichtingen ingevolge artikel 16 van de maatschapsovereenkomst of dat de verzekeringsuitkeringen daarop in mindering zouden strekken.

De vordering van werknemer wordt toegewezen.