Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 3 februari 2011
ECLI:NL:RBMID:2011:BP3014
werknemers en FNV Bondgenoten/Vlissingse Bootliedenwacht BV
Werknemers zijn in dienst van VBL. In 2009 heeft de Arbeidsinspectie aan VBL laten weten dat het binnen het bedrijf gehanteerde ploegenrooster in strijd is met de Arbeidstijdenwet. De vakbond en VBL zijn niet tot overeenstemming gekomen een nieuw rooster op te stellen. Tussen VBL en een delegatie van werknemers is een principeakkoord bereikt inhoudende dat er in zesploegendiensten gewerkt gaat worden. Dit akkoord is door de achterban weggestemd. De werknemers willen werken conform het zogenoemde 13/11-model. De FNV heeft vervolgens collectieve acties aangekondigd, inhoudende werken conform het 13/11-model in de oude ploegensamenstelling. De actievoerende werknemers zijn niet meer tot het werk toegelaten en ontvangen geen loon. Zij vorderen thans toelating tot het werk onder het 13/11-rooster en doorbetaling van het loon.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ook een actie zoals door FNV Bondgenoten aangekondigd op 27 december 2010 behoort tot de collectieve acties die onder de reikwijdte van artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest vallen. De kantonrechter wijst hier ook naar de uitleg als gegeven door de Hoge Raad in het NS-arrest (NJ 1986, 688). Nu verder aan de voorwaarden voor het uitroepen van een collectieve actie is voldaan, kan in casu gesproken worden van een rechtmatige (stakings)actie. Met het zesploegenrooster wijkt VBL af van het schema waarin gewerkt is vanaf mei 2010, het 13/11-rooster. De vraag is of VBL als een goed werkgever heeft gehandeld door het zesploegenrooster in te voeren, terwijl er nog geen overeenstemming was over een nieuw rooster tussen de werkgever en een deel van de werknemers. Voldoende aannemelijk is geworden dat het 13/11-rooster tijdelijk is gedraaid, dus in afwachting van de afloop van de onderhandelingen. VBL heeft ook belang bij een rooster dat 'Arbeidstijdenwetproof' is. In het belang van de continuïteit van het bedrijf, aan welk belang op dit moment een hogere waarde moet worden toegekend dan het sociale belang dat werknemers stellen te hebben met het kunnen hervatten van het werk, is de eis tot toelating tot het werk onder de door eisers verlangde omstandigheden, welke omstandigheden afwijken van de huidige werkwijze binnen gedaagde, niet toelaatbaar.
Wat betreft de loonvordering overweegt de kantonrechter dat hiervoor al vastgesteld is dat VBL gelet op alle omstandigheden van de zaak niet verweten kan worden dat zij met ingang van 15 december 2010 een zesploegenrooster heeft ingevoerd. Indien er door collectieve acties geen werk verricht wordt, is er ook geen recht op (volledige doorbetaling van) loon. Dit geldt ook voor de huidige collectieve actie. De kantonechter verwijst hier naar rechtsoverweging 3.6 van de Hoge Raad in het NS-arrest en naar de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 29 december 2006, LJN AZ7259. Het betoog van werknemers dat in deze zaak het niet-werken zijn grond vindt in oorzaken die in de risicosfeer van de werkgever liggen, is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter ontoereikend om tot een ander inzicht te komen. Door de wijze van actievoeren wordt er geen werk verricht en is er geen recht op loon. Er is in casu geen reden om af te wijken van de regel 'geen werk geen loon'. De op 27 december 2010 uitgeroepen actie lijkt een minder zwaar karakter te dragen dan een algehele staking, maar heeft in feite hetzelfde effect. Het kan niet zo zijn dat er binnen het bedrijf van VBL met verschillende roosters en ploegen gewerkt wordt en nu werknemers in afwachting van de oplossing van het probleem over de nieuwe cao niet willen werken binnen het zesploegenrooster, ligt het niet-werken in hun risicosfeer.