Rechtspraak
werknemer/Methermo BV
Werknemer is op 15 augustus 2000 bij Methermo in dienst getreden, laatstelijk in de functie van Commercieel Technisch Adviseur Binnendienst. Medio mei 2009 heeft Methermo getracht met werknemer tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te geraken (verschil van inzicht). Werknemer heeft steeds een aanbod daartoe door Methermo afgewezen. Vervolgens heeft Methermo toestemming aan het UWV WERKbedrijf gevraagd om de arbeidsovereenkomst van werknemer wegens bedrijfseconomische redenen te mogen opzeggen. Na verkregen toestemming is de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2010 opgezegd. Werknemer is vrijgesteld van werkzaamheden. Thans vordert werknemer herstel van de arbeidsovereenkomst dan wel schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Naar het oordeel van de werknemer is sprake van een valse of voorgewende reden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De aan opzegging ten grondslag gelegde reden(en) is (zijn) onvoldoende toegelicht, maar is (zijn) niet vals en/of voorgewend in de door artikel 7:681 lid 2 sub a BW bedoelde zin. De primaire en voorwaardelijke primaire vorderingen kunnen, nu zij zijn gegrond op artikel 7:681 lid 2 sub a BW, dan ook niet worden toegewezen. Werknemer heeft subsidiair gevorderd voor recht te verklaren dat het ontslag kennelijk onredelijk is op de door hem aangevoerde gronden. Blijkens sub 99 en 100 van de inleidende dagvaarding heeft werknemer aan deze subsidiaire vordering eveneens – uitsluitend – ten grondslag gelegd dat het ontslag kennelijk onredelijk is vanwege de valse en/of voorgewende reden. Nu van een valse en/of voorgewende reden geen sprake is, moet de subsidiaire vordering eveneens worden afgewezen.