Rechtspraak
werknemer/UWV
Werknemer (50 jaar) is sinds 1988 in dienst van (de rechtsvoorganger van) het UWV, laatstelijk als Manager Basisregistratie, Premievaststelling : Financiën in de divisie Werkgeverszaken. Werknemer heeft op kosten van het UWV diverse opleidingen gevolgd. UWV heeft in 2006 een reorganisatie doorgevoerd die erin heeft geresulteerd dat de divisie Werkgeverszaken met ingang van 1 januari 2007 is opgeheven. Werknemer is vanaf die datum vrijgesteld van werkzaamheden en in een mobiliteitscentrum geplaatst. Krachtens het Sociaal Plan heeft werknemer twee jaar gebruik mogen maken van een outplacementtraject. In dat kader zijn hem diverse functies aangeboden, maar werknemer heeft daarop niet gereageerd. Met toestemming van de CWI is de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2008 opgezegd. Werknemer heeft met ingang van 1 juni 2008 ander betaald werk gevonden. Hij heeft dit niet aan UWV gemeld en heeft nog tot het einde van zijn dienstverband, 1 oktober 2008, salaris van UWV ontvangen. Werknemer heeft vervolgens schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag gevorderd. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Het ontslag is niet kennelijk onredelijk. Het enkele feit dat aan werknemer geen vergoeding is toegekend, levert immers geen kennelijk onredelijk ontslag op. Het feit dat werknemer niet in aanmerking kwam voor een suppletieregeling omdat hij ten tijde van het ontslag niet werkloos was, leidt evenmin tot het oordeel dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Niet geoordeeld kan worden dat het UWV in strijd met de eisen van het goed werkgeverschap heeft gehandeld. Zij heeft immers een outplacement aangeboden, geïnvesteerd in scholing en een legitieme reden (bedrijfseconomisch) voor ontslag. Waarin het nadeel van de werknemer is gelegen, zeker nu hij reeds voor het einde van het dienstverband een andere baan heeft verworven, is niet duidelijk.