Naar boven ↑

Rechtspraak

uitzendbureau/kasbedrijf
Rechtbank Rotterdam, 5 januari 2011
ECLI:NL:RBROT:2011:BP3925

uitzendbureau/kasbedrijf

Leveren van illegale werknemers door uitzendbureau levert wanprestatie op. WAV-boetes kunnen in casu niet verhaald worden op formele werkgever wegens schending controlevoorschriften materiële werkgever

Een uitzendbureau heeft meermalen werknemers aan een kasbedrijf uitgeleend, terwijl deze werknemers niet over de vereiste tewerkstellingsvergunningen beschikten. Het geschil dat partijen in essentie verdeeld houdt, is de vraag of het kasbedrijf gerechtigd is de door haar betaalde bestuurlijke boetes van € 24.000 respectievelijk € 16.000 als schade te verhalen op het uitzendbureau, althans dit bedrag te verrekenen met openstaande facturen van het uitzendbureau. In dat kader staat allereerst de vraag centraal of het uitzendbureau toerekenbaar tekort is geschoten door aan het kasbedrijf arbeidskrachten ter beschikking te stellen zonder dat deze arbeidskrachten beschikten over de vereiste tewerkstellingsvergunning. Als dit het geval is, ligt vervolgens de vraag voor of het uitzendbureau aansprakelijk kan worden gehouden voor de vanwege die toerekenbare tekortkoming door het kasbedrijf geleden schade, bestaande uit de haar wegens overtreding van artikel 2 lid 1 WAV opgelegde boetes van in totaal € 40.000.

De rechtbank oordeelt als volgt. Voorop staat dat ingevolge artikel 1 lid 1 onderdeel b van de WAV meerdere (rechts)personen kunnen worden aangemerkt als werkgever. Dat betekent dat meer dan één werkgever in de zin van de WAV voor hetzelfde feit kan worden beboet, hetgeen in dit geval ook is gebeurd. Het feit dat artikel 1 WAV voor iedere werkgever een eigen verplichting inhoudt en dat iedere werkgever voor het niet naleven daarvan kan worden beboet, betekent echter niet zonder meer dat een werkgever de ingevolge de WAV opgelegde bestuurlijke boetes niet civielrechtelijk op een andere werkgever in de zin van de WAV zou kunnen verhalen. Toegespitst op de onderhavige zaak betekent dit dat onder omstandigheden sprake kan zijn van wanprestatie of onrechtmatig handelen van het uitzendbureau als formele werkgever en daarmee van gehoudenheid schade te vergoeden in de vorm van de boetebedragen opgelegd aan het kasbedrijf als feitelijk werkgever. Door arbeidskrachten ter beschikking te stellen die niet beschikten over de vereiste tewerkstellingsvergunning is het uitzendbureau dan ook tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten uitzendovereenkomst en dient hij in beginsel de schade die het kasbedrijf als gevolg daarvan heeft geleden te vergoeden. De visie van het uitzendbureau dat het niet de bedoeling kan en mag zijn dat de boete voor de formele werkgever nog eens meer dan zou kunnen verdubbelen doordat aan de feitelijke werkgever een regresrecht toekomt, deelt de rechtbank in zijn algemeenheid niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de wetgever beoogd een systeem tot stand te brengen dat het mogelijk maakt de tewerkstelling van vreemdelingen zonder vereiste tewerkstellingsvergunning effectief te bestrijden. Het systeem van de WAV met een ruim werkgeverbegrip en met verplichtingen die worden opgelegd aan verschillende mogelijke schakels in de eventuele contractuele keten die zich in de administratiefrechtelijke rechtsgang niet eenvoudig kunnen disculperen, wordt niet doorkruist door in het civiele recht aan de feitelijke werkgever een regresrecht toe te staan. In het onderhavige geval heeft het kasbedrijf evenwel verzuimd haar eigen controleverplichting en verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de WAV na te leven, zodat zij dit niet kan afwentelen op het uitzendbureau, tenzij zij kan aantonen dat het uitzendbureau heeft toegezegd de boetes te betalen. Volgt aanhouding voor nadere bewijsvoering.