Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Schiphol Nederland BV
Rechtbank Noord-Holland, 17 februari 2011
ECLI:NL:RBHAA:2011:BP5388

werknemer/Schiphol Nederland BV

Deelgeschilprocedure inzake aansprakelijkheid en causaliteit inlener na arbeidsongeval met uitzendkracht

Werknemer is van 26 september 2006 tot 26 oktober 2007 als uitzendkracht op Schiphol werkzaam geweest. Op 24 juni 2007 is hij bij het openen van een container in aanraking gekomen met loshangende stroomdraden en heeft hij een stroomstoot van 220 Volt gekregen. Werknemer heeft Schiphol aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt. Schiphol heeft aansprakelijkheid erkend voor de door werknemer geleden schade. In dit geding verzoekt werknemer aan de kantonrechter te bepalen (a) dat het rapport van een eerder op verzoek van werknemer door de kantonrechter benoemde deskundige als basis kan dienen voor de beslechting van het geschil, en (b) dat de schade van werknemer (met name arbeidsvermogenschade, huishoudelijke hulp en doe-het-zelfschade) vanaf het ongeval voor rekening van werkgever komt, omdat die schade in causaal verband staat met het ongeval. Volgens de deskundige lijdt werknemer aan een posttraumatische stressstoornis waardoor hij veel schade lijdt.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter is van oordeel dat het eerste verzoek zich leent voor behandeling in de deelgeschilprocedure, omdat de beslechting van dit geschil aan het begin van het traject van de schadevaststelling kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Partijen zijn het indertijd eens geworden over de benoeming van Groenendijk als deskundige en over de aan haar te stellen vragen. Omdat partijen gezamenlijk een medisch deskundige hebben aangezocht die gezamenlijk geformuleerde vragen heeft beantwoord, is de kantonrechter van oordeel dat als uitgangspunt heeft te gelden dat partijen zich daarmee hebben verbonden om de rapportage van de ingeschakelde deskundige als uitgangspunt voor de verdere afwikkeling te nemen. Er bestaat aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken in het geval dat, zoals Schiphol heeft aangevoerd, de rapportage inhoudelijk of voor wat betreft de wijze van totstandkoming, niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld. Anders dan Schiphol is de kantonrechter van oordeel dat het rapport van Groenendijk deugdelijk is gemotiveerd. Het verzoek (a) wordt toegewezen.

Met betrekking tot het tweede verzoek oordeelt de kantonrechter dat de schadecomponenten in deze procedure niet aan de orde kunnen komen, omdat deze te vaag en te ruim zijn geformuleerd. Het deelgeschil wordt derhalve beperkt tot een geschil over het causale verband tussen ongeval en schade. Voor wat betreft de omvang van de aansprakelijkheid moet bepaald worden welke gevolgen van het ongeval nog aan Schiphol kunnen worden toegerekend. De vraag of de (volledige) schade aan Schiphol kan worden toegerekend komt neer op de vraag of de schade ook zou zijn ingetreden als het ongeval niet zou hebben plaatsgehad. Dat betekent dat de pre-existente klachten van werknemer van invloed kunnen zijn op de omvang van de schade. Immers, als de pre-existente klachten van werknemer ook zonder ongeval op enig moment tot beperkingen zouden hebben geleid, dan kan dit leiden tot een correctie in de duur en/of de hoogte van de schade. Daarnaast geldt dat de posttraumatische stressstoornis in remissie is.