Naar boven ↑

Rechtspraak

Pakvis Transport BV/Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de Weg c.s.
Gerechtshof Den Haag, 1 maart 2011
ECLI:NL:GHSGR:2011:BP6397

Pakvis Transport BV/Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de Weg c.s.

Verrekening bij premieheffing pensioenfondsen

De Fondsen hebben diverse premies voor prepensioen van Pakvis geheven. Over de jaren 2002-begin 2003 bleek deze premieheffing ongegrond. De Fondsen hebben de geheven premies verrekend met nieuwe aanslagen. Pakvis stelt zich op het standpunt dat deze verrekening niet correct is doorgevoerd, althans dat de Fondsen niet kunnen volstaan met enkel het geldbedrag te verrekenen, maar dat Pakvis geheel gecompenseerd moet worden. De Fondsen voeren daartegen aan dat alleen verrekening mogelijk is indien en voor zover ten tijde van de verrekeningsverklaring sprake is van vorderingen over en weer – hetgeen niet het geval is indien deze voordien zijn betaald – alsmede dat de met inmiddels onherroepelijk geworden dwangbevelen in rekening gebrachte bedragen, waaronder 15% incassokosten en wettelijke rente, niet meer aan de orde kunnen worden gesteld.

Het hof oordeelt als volgt. Stap 1 bij verrekening is de afgelegde verklaring. De verrekening betreft dan de op dat moment bestaande vorderingen over en weer. Behoudens het geval bedoeld in artikel 6:131 lid 1 BW, welk geval zich hier niet voordoet, geldt dat vorderingen die op het moment van de verrekeningsverklaring niet meer bestaan, bijvoorbeeld omdat zij reeds zijn voldaan, hier dus buiten vallen. Voor zover stap 1 kan leiden tot verrekening, werkt deze verrekening ingevolge het bepaalde in artikel 6:129 lid 1 BW weliswaar terug, maar dat gaat niet zover dat een vóór de verrekeningsverklaring onherroepelijk geworden dwangbevel daarmee ongedaan wordt gemaakt. De uitspraak waar Pakvis zich op heeft beroepen geeft voor een andersluidend oordeel geen basis; in die zaak ging het om een beroep op verrekening in het kader van een tegen het dwangbevel geëntameerde verzetprocedure. De bedoelde dwangbevelen met de daarin vermelde premie, de reglementaire verhoging en de wettelijke rente – tot aan de datum van het dwangbevel – blijven dus in stand en de op grond van die dwangbevelen verrichte betalingen gelden niet als onverschuldigd gedaan. Voorts bepaalt artikel 6:129 lid 2 BW dat de terugwerkende kracht van de verrekening niet verder terugwerkt dan tot het einde van de laatste termijn waarover rente is voldaan. Hetgeen hierboven is overwogen leidt ertoe dat de vorderingen van Pakvis in hoger beroep (voor zover deze verder strekken dan afwijzing van de vorderingen van de Fondsen en daarmee verband houdende proceskostenveroordeling) niet voor toewijzing in aanmerking komen.