Rechtspraak
Rechtbank Overijssel, 10 maart 2011
ECLI:NL:RBALM:2011:BP7360
Koninklijke Verpakkingsindustrie Stempher BV/werknemer
Werknemer is op 1 september 1980 bij Stempher in dienst is getreden en vervult thans de functie van eerste drukker (een leidinggevende functie). Werknemer is bij vonnis van de Rechtbank Almelo van 21 januari 2011 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk voor het plegen van ontucht met zijn minderjarige dochter, geboren in 1982, in de periode van 3 april 1988 tot 3 april 1994. Deze veroordeling heeft tot onrust op de werkvloer geleid en het vertrouwen bij zijn leidinggevenden weggenomen. Bij brief van 15 februari 2011 heeft de ondernemingsraad van Stempher de directie geadviseerd de arbeidsovereenkomst met werknemer te beƫindigen gelet op de negatieve reacties van bijna alle andere werknemers.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De arbeidsovereenkomst zal ontbonden worden. Werknemer heeft verklaard dat terugkeren bij Stempher hem niet zinvol en praktisch lijkt. Er is sprake van een ernstige vertrouwensbreuk tussen werknemer enerzijds en een groot deel zijn collega's. Van de gewijzigde omstandigheden kan Stempher geen, althans geen noemenswaardig verwijt gemaakt worden. Nadat de verdenkingen tegen werknemer bij Stempher bekend waren, heeft Stempher werknemer begeleid bij het hervatten van zijn werkzaamheden. Ook nadat Stempher op de hoogte was gebracht van de veroordeling heeft Stempher niet indiscreet gehandeld. Uit niets is gebleken dat Stempher de veroordeling van werknemer binnen of buiten het bedrijf gecommuniceerd heeft. De ondernemingsraad is ook geheel op eigen initiatief tot haar advies aan de directie van Stempher gekomen. De collega's van werknemer zijn door publicaties in de regionale krant en via internet bekend geworden met de inhoud van het veroordelend vonnis. Er is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen grond aan werknemer ten laste van Stempher een vergoeding naar billijkheid toe te kennen. Nu werknemer tijdens het langdurige dienstverband goed heeft gefunctioneerd en omdat de handelingen waarvoor werknemer is veroordeeld niets te maken hebben met arbeidsrelatie tussen partijen, zal bij het bepalen van de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt aansluiting gezocht worden bij de opzegtermijn van artikel 7:672 BW, zijnde vier maanden.