Rechtspraak
Rechtbank Limburg, 28 januari 2011
ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5184
Stichting Atrium Medisch Centrum Parkstad/werknemer
Werknemer is in dienst van Atrium. Op 12 maart 2009 is werknemer gearresteerd op verdenking van harddrugsgerelateerde strafbare feiten, waarna hij bij onherroepelijk vonnis van 23 juni 2010 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren onder aftrek van voorarrest. Thans verzoek tAtrium ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Atrium is van mening dat zij, gezien deze veroordeling, werknemer niet kan handhaven in zijn functie van medewerker, uit hoofde van welke functie hij toegang heeft tot alle ruimtes die zich in het ziekenhuis van Atrium bevinden. Met name is daarbij van belang dat hij toegang heeft tot de apotheek en het laboratorium van Atrium, waarin naast opiaten ook diverse stoffen aanwezig zijn die gebruikt zouden kunnen worden voor de vervaardiging van drugs.
Atrium is van oordeel dat zij uit hoofde van haar verantwoordelijkheid voor een gezondheidsorganisatie, het zich niet kan permitteren een medewerker bij haar in dienst te houden die zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die regelrecht indruisen tegen de volksgezondheid. Voorts is Atrium van oordeel dat de veroordeling van werknemer voor het deelnemen aan een criminele organisatie voor veel onrust onder het overige personeel heeft gezorgd, omdat zij bang zijn voor inmenging op de werkvloer van deze criminele organisatie.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor ontslag wegens detentie dient getoetst te worden aan de gezichtspunten in het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2010 (JAR 2011/19). Weliswaar heeft de hier bedoelde uitspraak van de Hoge Raad betrekking op een werknemer die op staande voet werd ontslagen, maar het lijkt duidelijk dat deze overwegingen ook dienen te gelden in het onderhavige geval. Enig verband tussen de gepleegde feiten en de werkzaamheden is weliswaar aanwezig in die zin dat een medewerker in de gezondheidszorg zich extra rekenschap dient te geven van de risico's van drugsgebruik dat hij door strafbare feiten heeft bevorderd, maar de vraag is of hier van een voldoende – rechtens relevant – verband kan worden gesproken. Daarbij is ook van belang dat werknemer zich gedurende zijn langdurige dienstverband bij Atrium heeft gedragen als een betrouwbaar medewerker. Met betrekking tot de vrees voor gebruikmaking van stoffen voorhanden in het laboratorium, acht de kantonrechter denkbaar dat werknemer de toegang tot deze ruimtes wordt ontzegd. Dat de collega's bang zijn voor een terugkeer op de werkvloer van werknemer kan niet zonder meer als een vaststaand gegeven worden aangenomen. Op basis van het resultaat van de weging van deze omstandigheden acht de kantonrechter het gerechtvaardigd dat werknemer een tweede kans krijgt. Daarbij speelt mede het reclasseringsrapport een belangrijke rol waarin de kans op recidive bij behoud van een baan laag wordt ingeschat. Bij verlies van een dienstbetrekking ligt dit geheel anders.
Volgt afwijzing ontbindingsverzoek.