Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 8 maart 2011
ECLI:NL:GHARN:2011:BP7892
Stichting Livio, Wonen met Zorg/werknemer
Werkneemster is in dienst van Stichting Livio, Wonen met Zorg, een thuiszorginstelling. Werkneemster is op staande voet ontslagen wegens fraude tijdens het werk. Zij zou € 1.600 van een cliënte van de zorginstelling naar haar eigen rekening hebben overgemaakt, middels het invullen van een overschrijvingsformulier voorzien van handtekening. De kantonrechter heeft Livio opgedragen deze feiten te bewijzen. Volgens Livio is er alle aanleiding om in casu de bewijslast om te keren. Werkneemster had zich gewend tot SB : B, teneinde assistentie te krijgen bij het saneren van haar schulden. Het salaris van werkneemster werd overgemaakt op een door SB : B beheerde rekening. SB : B maakte een bedrag van € 60 per week op de eigen rekening van werkneemster over. In de periode tussen 1 juli 2005 en 1 januari 2006 zijn, met uitzondering van het van de rekening van cliënte afkomstige bedrag en de wekelijkse stortingen door SB : B, geen andere bedragen op de rekening gestort. De door werkneemster in de periode van 1 juli 2005 tot 1 januari 2006 gedane uitgaven en opgenomen gelden zijn ongeveer gelijk aan het wekelijks door SB : B overgemaakte bedrag, met uitzondering van de uitgaven en opnamen gedaan tussen 22 september 2005, de datum waarop het bedrag van € 1.600 op de rekening werd bijgeschreven, en 29 september 2005, in welke periode werkneemster voor € 1.437,45 aankopen heeft gedaan, dan wel bedragen contant heeft opgenomen. Werkneemster heeft zelf verklaard dat zij pas op 24 oktober 2005 hoorde dat het bedrag van € 1.600 op haar rekening was bijgeboekt.
Het hof oordeelt als volgt. De stelplicht en de bewijslast ter zake van de aanwezigheid van een dringende reden rust op degene die zich op die reden beroept. In zoverre faalt het beroep van Livio dat sprake dient te zijn van omkering van de bewijslast. Desalniettemin is naar het oordeel van het hof, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, voorshands bewezen dat werkneemster ten minste betrokken is geweest bij het overboeken van het bewuste bedrag van de rekening van cliënte naar haar eigen rekening en dat zij zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan diefstal dan wel verduistering van een geldbedrag van € 1.600 van cliënte. Zij heeft immers met betrekking tot het tijdstip van de wetenschap van dit bedrag op haar bankrekening niet voldaan aan haar in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering omschreven verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Grief V slaagt dan ook in zoverre. Tegen dit bewijsvermoeden staat wel, gelet op het bepaalde in artikel 151 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, tegenbewijs vrij. Conform het door haar gedane aanbod zal werkneemster in de gelegenheid worden gesteld om dit tegenbewijs te leveren. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.