Rechtspraak
Stichting Wellant/werknemer
Werknemer (42 jaar) is op 1 augustus 2010 in de functie van docent voor de duur van één jaar in dienst getreden van Wellant. Wellant verzorgt VMBO- en MBO-onderwijs in 27 vestigingen in Noord-Holland, Zuid-Holland en Midden-Nederland. Werknemer gaf les aan leerlingen tussen de 12 en 16 jaar. In de nacht van 18 op 19 januari 2011 is via kabelexploitant UPC, in het programma 'Hollandse Meiden', een (harde) pornofilm vertoond; in de betreffende film is werknemer, in de periode voordat hij bij Wellant in dienst trad, als acteur opgetreden. Hij had niet eerder aan de opname van dit soort films meegewerkt en is niet voornemens om dat nogmaals te doen. Een vijftienjarige leerling van de VMBO-vestiging van Wellant te Klaaswaal heeft foto's gemaakt van een of meer scènes, afkomstig uit de in de nacht van 18 op 19 januari 2011 vertoonde film, waarop werknemer is te zien. Deze leerling heeft deze foto's in de kantine van de VMBO-vestiging te Klaaswaal aan medeleerlingen laten zien en onder hen verspreid; dit heeft geleid tot commotie onder deze leerlingen en de daar werkzame docenten. Werknemer is per direct geschorst. Thans verzoekt Wellant ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Een docent die op VMBO-niveau les moet geven aan een groep minderjarigen in de leeftijd van 12 tot 16 jaar, dient in de klas voldoende gezag te hebben, enerzijds doordat hij zijn vak in voldoende mate beheerst en anderzijds doordat hij als persoon voldoende respect afdwingt bij zijn leerlingen. Indien deze docent als gevolg van onvoldoende respect niet genoeg gezag kan uitoefenen, zal hij niet naar behoren in de klas kunnen functioneren. Bij de beoordeling van de arbeidsrechtelijke positie van de betreffende docent is dat functioneren relevant. Van een partij als Wellant kan, gelet op de door haar te waarborgen belangen van haar leerlingen bij goed onderwijs in een leeromgeving die zowel door de leerlingen als hun ouders als stabiel en veilig wordt ervaren, niet worden verlangd dat zij een docent als werknemer de gelegenheid biedt om te onderzoeken of hij het gezag – ondanks alle commotie – weer terug zal winnen, indien het risico bestaat dat hij zich als gevolg van deze affaire blijvend niet met gezag in de klas zal kunnen handhaven. Indien dat risico zich verwezenlijkt, zullen de zojuist bedoelde belangen immers niet langer voldoende gewaarborgd zijn. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens veranderingen in de omstandigheden ontbonden moet worden. In verband hiermee is het billijk dat aan werknemer een vergoeding wordt toegekend ter grootte van het loon dat hij bij het voortbestaan van deze overeenkomst had kunnen verdienen in de periode vanaf de ontbindingsdatum tot de dag waarop deze overeenkomst bij de voortzetting daarvan geëindigd zou zijn (1 augustus 2011).