Rechtspraak
Wasserette A:M VOF/werknemer
Werknemer is op 3 januari 2010 op staande voet ontslagen wegens werkverzuim op 1, 2 en 3 januari. Volgens werknemer heeft A:M hem op 27 december medegedeeld dat hij niet meer hoefde te komen. Van werkverzuim is derhalve geen sprake. Volgens werknemer is het ontslag op staande voet nietig. A:M vordert gefixeerde schadevergoeding wegens schadeplichtigheid.
Het hof oordeelt als volgt. Werknemer heeft over de dagen 28 en 29 december loon ontvangen. Naar zijn zeggen heeft hij niet gewerkt en is dit loon een compensatie van eerder verricht overwerk. A:M betwist dit en stelt dat werknemer wel degelijk op 28 en 29 december heeft gewerkt. Het verzuim op 1, 2 en 3 januari is derhalve niet gerechtvaardigd, zodat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
De vordering van A:M houdt in dat werknemer primair wordt veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding (van € 12.500) op de voet van artikel 7:680 BW en subsidiair tot betaling van een voorschot (van € 4.000) op de volledige schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 4 BW. Deze vordering is reeds niet toewijsbaar omdat het voor toewijzing van die vordering noodzakelijke spoedeisende belang ontbreekt. De stelling dat A:M als gevolg van het aan werknemer gegeven ontslag in de eerste twee weken van januari 2010 geen inkomsten heeft kunnen genereren en dat zij achterloopt met betalingen aan leveranciers, is in het geheel niet toegelicht en/of onderbouwd en komt het hof weinig waarschijnlijk voor. De vordering zal daarom worden afgewezen.