Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 12 april 2011
ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ1285
De Lindeboom/werkneemster
Werkneemster (66 jaar) is op 1 januari 2000 als interieurverzorgster in dienst getreden van (de rechtsvoorgangster van) De Lindeboom, die een restaurantbedrijf exploiteert. Op 30 mei 2006 is zij bij de uitvoering van haar opgedragen werkzaamheden, het schoonmaken van de ramen in de wintertuin van het restaurant van De Lindeboom, van een huishoudtrap gevallen en heeft daarbij letsel opgelopen. Volgens de Arbeidsinspectie is sprake van overtreding van artikel 16 lid 10 Arbeidsomstandighedenwet 1998 juncto artikel 3.16 lid 1 Arbeidsomstandighedenbesluit (werken met een onveilige trap). De Lindeboom stelt zich op het standpunt dat hij zijn werknemers heeft geïnstrueerd geen gebruik te maken van de trap voor het lappen van de ramen en daarvoor een borstel met zeem te gebruiken. Daarop heeft het ministerie de opgelegde boete weer ingetrokken. De kantonrechter heeft evenwel geoordeeld dat De Lindeboom tekort is geschoten in zijn zorgplicht ex artikel 7:658 BW. Tegen dit oordeel keert De Lindeboom zich in hoger beroep. Volgens De Lindeboom mag de werkgever uitgaan van de normale oplettendheid van zijn werknemer. Het schoonmaken van de ramen met gebruikmaking van een huishoudtrap is volgens De Lindeboom een werkzaamheid die ook verricht wordt in de huiselijke sfeer; de val van werkneemster is te beschouwen als een huis-, tuin- en keukenongeval. In een dergelijk geval schendt de werkgever zijn zorgplicht niet indien hij niet waarschuwt voor algemeen bekende gevaren.
Het hof oordeelt als volgt. Uit de eigen stellingen van De Lindeboom volgt dat zij van mening is dat er sprake was van een (potentieel) gevaarlijke situatie. Hij heeft immers gesteld dat werkneemster de huishoudtrap niet had mogen gebruiken bij haar schoonmaakwerkzaamheden op 30 mei 2006 en dat aan haar de instructie is gegeven dat voor het schoonmaken van de ramen geen trap mocht worden gebruikt en dat daarvoor een uitschuifbare stok met zeem en andere middelen beschikbaar waren. Dat sprake was van een gevaarlijke situatie volgt ook uit het ongevallenboeterapport. Van een huis-, tuin- en keukenongeval, waarvoor De Lindeboom niet hoefde te waarschuwen, geen instructies hoefde te geven en geen toezicht op de naleving daarvan hoefde te houden, is dan ook geen sprake. Op De Lindeboom rustte gelet op het voorgaande, mede gezien de relevante jurisprudentie, een (verregaande) zorgplicht. Daarbij geldt dat de algemene bekendheid van een gevaar, daar waar het gaat om het voorkomen van de verwezenlijking van gevaren, een argument vormt ten gunste van het aannemen van een zorgplicht (vgl. HR 5 november 1965, LJN AB7079).
Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.