Naar boven ↑

Rechtspraak

Deelnemersraad Stichting Shell Pensioenfonds/Stichting Shell Pensioenfonds
Gerechtshof Amsterdam, 12 april 2011
ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1767

Deelnemersraad Stichting Shell Pensioenfonds/Stichting Shell Pensioenfonds

Het bestuur van de Stichting Shell Pensioenfonds heeft discretionaire bevoegdheid met betrekking tot het toekennen van een inhaalindexatie bij voldoende dekkingsgraad

SSPF is een ondernemingspensioenfonds in de zin van artikel 1 Pensioenwet. Het voert de pensioenregeling uit van Shell Petroleum N.V. (hierna Shell Petroleum te noemen) en van een aantal aan Shell Petroleum gelieerde ondernemingen (hierna alle tezamen Shell te noemen). De dekkingsgraad was op enig moment 80%, waardoor onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk was. Onderdeel van het herstelplan was het niet automatisch toepassen van indexatie. Medio 2009 was de dekkingsgraad gestegen tot 115%. Het geschil spitst zich toe op (de uitleg van) de volgende passage van Bijlage D bij de uitvoeringsovereenkomst (en van Bijlage 1 bij de ABT Nota), met de vraag of SSPF gehouden is over te gaan op een zogenoemde inhaalindexatie:

Indien de financiële middelen dat toestaan kan het Bestuur besluiten dat in het verleden niet toegekende of gedeeltelijk niet toegekende indexaties (gedeeltelijk) worden ingehaald. Inhaalindexatie heeft alleen betrekking op toekomstige betalingen. In aanvulling op het voorafgaande heeft het Bestuur de volgende richtlijnen vastgesteld met betrekking tot inhaalindexatie:

• Inhaalindexatie kan uitsluitend plaatsvinden voor zover de dekkingsgraad door de inhaalindexatie niet onder de 115% komt.

• Als peildatum voor het bepalen van de dekkingsgraad wordt de laatste dag van het eerste kwartaal genomen, met dien verstande dat indien de dekkingsgraad zich op dat moment vlakbij de inhaalgrens van 115% bevindt, het bestuur bij de besluitvorming over inhaalindexatie naar bevind van zaken en in redelijkheid zal handelen.

• De inhaalperiode is maximaal 5 jaar, waarbij inhaalindexatie alleen wordt toegekend indien en voor zover indexatie ook daadwerkelijk is gemist.

• Bij gedeeltelijke inhaalindexatie wordt de verste in het verleden niet toegekende indexatie het eerst ingehaald.

SSPF heeft besloten de inhaalindexatie niet toe te passen. De Ondernemingskamer verstaat het standpunt van de deelnemersraad aldus, dat het bestuur gelet op de per de peildatum van 31 maart 2010 bestaande dekkingsgraad van 121% niet anders had kunnen besluiten dan om – conform zijn beleid als neergelegd in de vier bullets – per 1 juli 2010 over te gaan tot inhaalindexatie. Nu het bestuur dat heeft nagelaten, heeft het in strijd met het eigen beleid gehandeld en dat maakt het bestreden besluit jegens de deelnemersraad kennelijk onredelijk.

De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. De eerste twee volzinnen en de daarna volgende bullets, kunnen niet los van elkaar worden gelezen. Op grond van het vorenstaande moet naar het oordeel van de Ondernemingskamer worden geconcludeerd dat (het bestuur van) SSPF – anders dan de deelnemersraad heeft gesteld: niet alleen in zijn verhouding tot de belanghebbenden, doch eveneens intern en in zijn verhouding tot de deelnemersraad – een zodanig grote beoordelingsvrijheid heeft (behouden) dat ook bij een dekkingsgraad van 121% per de peildatum niet (in feite) de verplichting bestaat om zonder meer tot het toekennen van inhaalindexatie over te gaan. Deze uitleg van het inhaalindexatiebeleid doet naar het oordeel van de Ondernemingskamer ook recht aan het doel en de strekking ervan. Volgt afwijzing van het verzoek.