Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 14 april 2011
ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ1694
werkgever/werknemer
Werknemer (60 jaar) is sinds 12 september 1994 bij werkgever in dienst in de functie van voorman tegelzetter. Hij heeft zich op 12 juli 2010 ziek gemeld. Op 29 december 2010 heeft werkgever met toestemming van het UWV WERKbedrijf de arbeidsovereenkomst per 17 juni 2011 opgezegd. Werknemer heeft op 30 december 2010 een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de opzegging vanwege het opzegverbod tijdens ziekte. Thans verzoekt werkgever voorwaardelijke ontbinding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter acht geen verband aanwezig tussen het verzoek en een opzegverbod, in het bijzonder niet het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 BW nu gesteld noch gebleken is dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt verzocht vanwege de arbeidsongeschiktheid van werknemer. Werkgever heeft genoegzaam aangetoond dat sprake is van een slechte balans over 2009 en 2010. Werkgever heeft echter ook aangegeven in afgeslankte vorm met zijn onderneming verder te gaan, waarbij voor een 'x-aantal' werknemers ruimte is. Dit betekent dat werkgever naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende heeft aangetoond dat zij, indien werknemer weer arbeidsgeschikt wordt geacht, ook voor hem volstrekt geen werk meer heeft. Verder staan tegenover de bedrijfseconomische belangen van werkgever de persoonlijke omstandigheden van werknemer. Werknemer is thans 60 jaar. Hij is vanaf medio 1985 gedeeltelijk arbeidsongeschikt in de zin van de WAO en ontvangt thans een WAO-uitkering gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%. Werknemer is daarnaast al vanaf 1994, derhalve ruim 16 jaar, werkzaam bij werkgever als (voorman) tegelzetter, voor welke werkzaamheden hij op dit moment volledig arbeidsongeschikt is. Dat het UWV WERKbedrijf mede getoetst heeft aan artikel 4:5 Ontslagbesluit, doet niet ter zake.