Rechtspraak
Phyliaal BV/werknemer
Werknemer (59 jaar) is op 5 mei 2009 in dienst getreden bij Phyliaal in de functie van systeembeheerder en analist/programmeur tegen een salaris van (laatstelijk) € 3.672,87 bruto per maand (inclusief emolumenten). De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst (voorwaardelijk) ontbonden bij beschikking van 17 februari 2010 tegen 8 maart 2010 onder toekenning van een vergoeding aan werknemer met C=3 gelijk aan € 7.345 bruto. Werknemer heeft bij brief van 19 februari 2010 verzocht om een door hem omschreven fout in de beschikking van 17 februari 2010 te verbeteren. In de bestreden (herstel)beschikking van 25 februari 2010 heeft de kantonrechter overwogen dat sprake is van een kennelijke rekenfout die zich leent voor eenvoudig herstel, op grond waarvan de kantonrechter als volgt heeft beslist: 'verbetert rechtsoverweging 3.8 van de tussen partijen gegeven beschikking van 17 februari 2010 in die zin dat in plaats van "Dat betekent dat werknemer een vergoeding van € 7.345,00 bruto zal worden toegekend" dient gelezen te worden "Dat betekent dat werknemer een vergoeding van € 22.037,22 bruto zal worden toegekend".'
Het hof oordeelt als volgt. Phyliaal neemt het standpunt in dat de in de beschikking van 17 februari 2010 vastgestelde hoogte van de ontbindingsvergoeding niet berust op een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Aangezien Phyliaal daarmee aan de orde stelt dat de kantonrechter bij het geven van de (herstel)beschikking van 25 februari 2010 buiten het toepassingsgebied van artikel 31 Rv is getreden, is zij ontvankelijk in haar hoger beroep (HR 14 juli 2006, LJN AV1109, Staat/Princeville Beheer). Waar het in essentie om gaat, is of het partijen in dit geval duidelijk moet zijn geweest dat de kantonrechter, gegeven haar uitdrukkelijke overweging in de beschikking van 17 februari 2010 dat de C-factor op 3 wordt gesteld, bij de berekening van de ontbindingsvergoeding een vergissing heeft gemaakt. Gelet op het ruime toepassingsbereik van artikel 31 Rv beantwoordt het hof deze vraag bevestigend. Het argument van Phyliaal dat de (onjuiste) toepassing van de kantonrechtersformule niet onder de werkingssfeer van artikel 31 Rv kan worden gebracht, faalt, omdat het hier gaat om algemeen bekend gemaakte aanbevelingen, niet gesteld of gebleken is dat partijen niet bekend waren met deze aanbevelingen, en omdat uit de in r.o. 3.7 van de beschikking van 17 februari 2010 gebezigde bewoordingen duidelijk blijkt dat de kantonrechter de aanbevelingen in dit geval wilde toepassen. Volgt verwerping van het beroep.