Rechtspraak
werknemer/PontMeyer NV c.s.
Werknemer is in maart 1998 in dienst getreden van de houthandel Kunst Obermann B.V. Obermann is datzelfde jaar overgenomen door het PontEecen concern, maar bleef als aparte vennootschap bestaan. In 2002 is het PontEecen concern, dat toen inmiddels uit ongeveer 90 afzonderlijke vennootschappen bestond, geherstructureerd. Het concern ging verder onder de naam PontMeyer. PontMeyer NV werd de houdstermaatschappij, PontMeyer Handelsbedrijven BV de handelsmaatschappij, terwijl het personeel werd ondergebracht in twee personeelsvennootschappen, te weten PontMeyer Hout BV en PontMeyer HIBIN B.V. Het personeel van Obermann kwam bij PontMeyer Hout BV. Werknemer bleef zijn oude werk verrichten. Op alle sinds 1 januari 2003 door werknemer ontvangen loonspecificaties, jaaropgaven en pensioenoverzichten staat PontMeyer Hout BV als werkgever vermeld. Werknemer heeft daartegen nooit geprotesteerd. Hij heeft daarover ook nooit vragen gesteld. Bij brief van 10 september 2009 heeft PontMeyer NV op briefpapier van PontMeyer NV aan werknemer laten weten dat zijn functie 'bij PontMeyer' kwam te vervallen. Bij beschikking van 9 december 2009 heeft de kantonrechter de bestaande arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 februari 2010, onder toekenning van een ontslagvergoeding van € 14.572,28. In die beschikking is het verweer van werknemer dat hij niet bij PontMeyer Hout BV in dienst was, gepasseerd met de overweging dat het bestaan van die arbeidsovereenkomst 'voldoende aannemelijk is geworden'. Sinds 1 februari 2010 wordt werknemer niet meer toegelaten tot zijn voormalige werkplek en krijgt hij geen loon meer uitbetaald. Werknemer heeft daartegen voortdurend geprotesteerd en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van de bedongen werkzaamheden. Werknemer vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, PontMeyer Handelsbedrijven BV dan wel PontMeyer NV zal veroordelen tot onmiddellijke wedertewerkstelling van werknemer, met doorbetaling van loon vanaf februari 2010, met verdere veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten, rente en proceskosten. Deze vordering is kort samengevat hierop gegrond, dat de tussen werknemer en PontMeyer NV, dan wel PontMeyer Handelsbedrijven BV bestaande arbeidsovereenkomst niet per 1 februari 2010 is beëindigd en daarom nog altijd voortduurt. Volgens PontMeyer NV en PontMeyer Handelsbedrijven BV is werknemer nimmer bij (een van) hen in dienst geweest.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De toewijsbaarheid van de vordering van werknemer hangt af van de vraag, of hij nu wel of niet in dienst is getreden bij PontMeyer Hout BV. Zo nee, dan kan het niet anders, of hij is in dienst gekomen van PontMeyer Handelsbedrijven BV, die de handelsactiviteiten voortzette van Obermann op de vestiging waar werknemer onverminderd tewerkgesteld bleef. Aan werknemer moet in dat verband onmiddellijk worden toegegeven dat voor een overgang naar PontMeyer Hout BV, bij gebreke van een formele overgang van onderneming, een contractsovername noodzakelijk was, hetgeen impliceert dat werknemer daarmee moet hebben ingestemd. Anders dan bij een beëindiging van een arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, of een opzegging van een dienstverband door de werknemer, waarbij de normaal geldende ontslagbescherming van de werknemer terzijde wordt gesteld, geldt daarbij echter niet, althans niet in de regel, de eis dat de werknemer uitdrukkelijk en op niet mis te verstane wijze zijn wil daartoe heeft geuit. Anders gezegd: een dergelijke contractsovername kan, zoals in het gewone contractenrecht gebruikelijk, ook stilzwijgend worden aanvaard, welke stilzwijgende aanvaarding door de beoogde nieuwe werkgever kan worden afgeleid uit het jarenlang zonder tegenspraak accepteren van de nieuwe situatie. Een dergelijk geval doet zich in deze zaak voor. Het mag misschien zo zijn dat werknemer zich daarbij als juridische leek niet de precieze juridische consequenties van zijn stilzitten heeft gerealiseerd, maar dat doet er niet aan af dat PontMeyer Hout BV er in de gegeven omstandigheden in redelijkheid wel op mocht vertrouwen dat werknemer geen bezwaar maakte tegen deze contractsovername. In dat verband mag evenmin worden voorbijgegaan aan het gegeven dat werknemer niet werd overgedaan aan een volledig vreemde nieuwe werkgever, met alle mogelijke risico's van dien. Door een en ander werd hij ook geenszins benadeeld. Zijn rechtspositie bleef materieel ongewijzigd. Daaraan kan niet afdoen dat belangrijke personeelsinformatie, zoals de brief van 10 september 2009, waarin werknemer werd medegedeeld dat zijn arbeidsplaats kwam te vervallen, werd gecommuniceerd door PontMeyer NV, op briefpapier van PontMeyer NV en niet door PontMeyer Hout BV. Strikt formeel was dat misschien ongelukkig, maar niet onbegrijpelijk. PontMeyer NV was en is immers bestuurder van PontMeyer Hout BV en geeft inhoudelijk leiding aan het hele PontMeyer concern. In elk geval mocht werknemer daaruit in redelijkheid niet afleiden dat hij bij PontMeyer NV in dienst was. Slotsom moet dus zijn dat werknemer per 1 februari 2010 in dienst was bij PontMeyer Hout BV en niet bij PontMeyer Handelsbedrijven BV of PontMeyer NV. De vordering van werknemer, die van het tegendeel uitgaat, moet als ongegrond worden afgewezen.