Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer (35 jaar) is sinds 1992 in dienst getreden van werkgever, aanvankelijk als leerling-slager. Op 16 juni 1997 is werknemer geslaagd voor het leertraject winkelslager. Nadat werknemer het diploma winkelslager had behaald, is op een gegeven moment maar in elk geval met ingang van januari 2002 op zijn loonstrook zijn functie omschreven als winkelslager. Werknemer bleef echter tot september 2007 als productiemedewerker betaald. Het salaris van werknemer is met ingang van september 20007 verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de functie van winkelslager. Werknemer heeft zijn dienstverband per 1 november 2007 opgezegd. Thans vordert hij achterstallig loon, wegens onjuiste functiewaardering.
Het hof oordeelt als volgt. Het enkele feit dat werknemer in 1997 een vakdiploma heeft behaald, heeft niet tot gevolg dat hij recht heeft op een hoger salaris. Er is immers niet gesteld of gebleken dat in de cao salarisconsequenties worden verbonden aan het behalen van een diploma. Vast staat dat partijen na het behalen van het diploma winkelslager door werknemer geen nieuwe salarisafspraken hebben gemaakt behoudens dan in september 2007. Tussen partijen is in geschil of zij na het behalen van het diploma tot winkelslager door werknemer een functiewijziging van productiemedewerker naar winkelslager hebben besproken. Wel staat vast dat op een gegeven moment (dus na het behalen van het diploma in 1997 maar in elk geval in januari 2002) de functie van werknemer op de aan hem verstrekte loonstroken is omschreven als die van winkelslager. Het is in beginsel niet relevant om welke reden de functieomschrijving op de loonstrook is gewijzigd naar die van winkelslager, nu werkgever in alle gevallen voor een juiste functieomschrijving verantwoordelijk is. Nu werkgever de functieomschrijving op de loonstrook heeft gewijzigd nadat werknemer het diploma tot winkelslager had behaald, moet de functieomschrijving op de loonstrook worden aangemerkt als een omschrijving van de functie van werknemer als bedoeld in artikel 7:655 lid 1 sub c BW, welk artikel op 1 januari 1994 in werking is getreden. Op grond van HvJ EG 4 december 1997, JAR 1998/113 moet dan ook worden vermoed dat werknemer in de onderneming van werkgever de functie van winkelslager vervulde. Werkgever mag tegen dit vermoeden echter tegenbewijs leveren, hetgeen iets anders is dan tegendeelbewijs. Voldoende is dat werkgever 'gaten schiet' in de door werknemer aangedragen bewijsmiddelen. Naar het oordeel van het hof heeft werkgever voldoende tegenbewijs geleverd en is werknemer niet geslaagd in het bewijs dat hij werkzaam is als winkelslager.