Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 3 mei 2011
ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ5705
werknemer/ABN AMRO Bank NV
Werkneemster is op 7 februari 2001 bij ABN AMRO in dienst getreden. Werkneemster heeft zich op 24 mei 2006 bij ABN AMRO ziek gemeld wegens griep. Zij verbleef toen bij haar zuster in Hilversum en niet op haar eigen woonadres in Breda. Zij heeft – in strijd met de verzuimbepalingen uit de ABN AMRO-cao – niet haar verpleegadres doorgegeven aan ABN AMRO. ABN AMRO heeft haar vervolgens meermalen opgeroepen. Op 6 juni is werkneemster even thuisgekomen en bericht zij de arboarts. Daarna is zij weer vertrokken naar familie. ABN AMRO heeft wederom brieven aan het adres van werkneemster gestuurd, waarin zij werd gesommeerd contact op te nemen op straffe van ontslag op staande voet. ABN AMRO heeft werkneemster op 12 juni 2006 een brief gezonden waarin zij op staande voet wordt ontslagen wegens het niet bereikbaar zijn voor controle door de arbodienst en overtreding van de gedragsregels tijdens arbeidsongeschiktheid. De centrale vraag is of sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
Het hof oordeelt als volgt. Het staat vast dat werkneemser in strijd heeft gehandeld met de gedragsregels bij arbeidsongeschiktheid door niet haar verpleegadres door te geven toen zij zich op 24 mei 2006 ziek meldde. Dat valt werkneemster aan te rekenen, temeer omdat zij enkele jaren eerder was berispt wegens schending van deze gedragsregels. Toen werkneemster op 6 juni 2006 vanuit Hilversum was thuisgekomen op haar woonadres in Breda, moet het haar uit de inhoud van de brieven die zij toen aantrof duidelijk zijn geworden dat zij onbereikbaar was geweest voor ABN AMRO. Kennelijk heeft werkneemster, na thuiskomst op 6 juni 2006, telefonisch contact gezocht met de arbodienst en toen dat niet lukte een brief geschreven naar de arbodienst. Ook daarin heeft zij niet vermeld dat zij (zij zou immers op 7 juni 2006 weer naar Hilversum vertrekken) niet op haar huisadres zou verblijven. Wat zij wel heeft gedaan is haar mobiele telefoonnummer en e-mailadres opgeven. In zoverre is dus niet juist het verwijt van ABN AMRO dat zij zich vanaf dat moment niet bereikbaar hield. ABN AMRO heeft overigens ook kort daarna gebruik gemaakt van het opgegeven e-mailadres. De vraag of de door ABN AMRO daartoe gebezigde gronden een ontslag op staande voet rechtvaardigen, beantwoordt het hof al met al ontkennend. Voor een deel kunnen deze gronden niet als vaststaand worden aangenomen en voor het overige waardeert het hof deze gronden niet ernstig genoeg om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen, hoezeer ook ABN AMRO destijds bevoegd was tot opschorting van de betaling van het loon. Bij deze waardering betrekt het hof ook de omstandigheid dat werkneemster in het kader van een reorganisatie binnen ABN AMRO boventallig was geworden en zich in een zogenoemd employabilitytraject bevond. Weliswaar was zij niet meer formeel vrijgesteld van werkzaamheden, maar concrete mogelijkheden om te werken deden zich in de betrokken periode niet voor. Ook betrekt het hof bij deze waardering de ernst van de gevolgen van het onderhavige ontslag voor werkneemster. De mogelijkheid om door middel van bemiddeling via het 'employability-centre' ander werk te verkrijgen en haar recht op een werkloosheidsuitkering werden immers door het ontslag afgesneden. Uitgaande van het hiervoor overwogene, is het hof van oordeel dat van ABN AMRO gevergd had kunnen worden werkneemster door de arbodienst te doen oproepen – teneinde alle door werkneemster gestelde gezondheidsklachten, daaronder begrepen haar psychische klachten, te laten beoordelen – nadat het haar bekend was geworden waarom werkneemster op eerdere oproepen van de bedrijfsarts niet was verschenen en nadat haar bekend was geworden langs welke weg werkneemster bereikbaar was.