Rechtspraak
Werknemer/ZLM
Werknemer is bij werkgever in dienstbetrekking werkzaam geweest van 1 mei 1986 tot 1 maart 2009 in de functie van schademanager rayon West- en Midden-Brabant. Per 9 maart 2009 is werknemer met pensioen gegaan. Aan pensioen ontvangt werknemer een bedrag van € 3.797,18 per maand bruto. Partijen zijn overeengekomen dat het pensioen 80% van het laatstverdiende salaris zal bedragen. Het bedrag dat werknemer ontvangt bedraagt 80% van het brutomaandloon van werknemer, vermeerderd met 8% vakantiebijslag en 8,33% dertiende maand. De CAO voor het Verzekeringsbedrijf Buitendienst is van toepassing. Partijen worden verdeeld gehouden door de vraag of de uitkering die vanaf 2002 jaarlijks aan het einde van het jaar wordt gedaan door werkgever deel uitmaakt van de pensioengrondslag.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Deze uitkering betreft geen winstdeling of daarmee gelijk te stellen regeling. De uitkering of de hoogte daarvan is immers niet afhankelijk van de resultaten van werknemer. Ook is het toekennen van een uitkering of de hoogte daarvan, met instemming van de ondernemingsraad, niet in een regeling vastgelegd. Het is de directie die elk jaar bepaalt of een bedrag zal worden uitgekeerd en zo ja hoe hoog dat bedrag zal zijn. De uitkering kan naar het oordeel van de kantonrechter ook niet gezien worden als inkomen uit wisselende inkomensbestanddelen, zoals provisie. De uitkering is naar het oordeel van de kantonrechter het meest te beschouwen als een cadeautje voor de mensen die in december van dat jaar werkzaamheden verrichten voor werkgever. De term 'extraatje van de directie' dekt dan ook goed de lading. Een dergelijk extraatje maakt daarom geen deel uit van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 8.3 van de cao. Met deze vaststelling is de grondslag aan de vordering komen te ontvallen en de vordering zal dan ook worden afgewezen.