Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Limburg, 11 mei 2011
ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ7129

werknemer/werkgever

Beoordeling kennelijke onredelijkheid blijft in het midden, nu de reeds door werkgever verstrekte vergoeding nagenoeg gelijk is aan de door werknemer gevorderde schadevergoeding

Werknemer (49 jaar) is op 25 februari 1980 in dienst getreden van werkgever. Begin 2007 is hij als gevolg van ziekte volledig arbeidsongeschikt geworden voor de functie van brander A. In het kader van een re-integratietraject is werknemer op 21 februari 2008 gedetacheerd tegen hetzelfde loon in de functie van expeditiemedewerker. Na daartoe verkregen vergunning van 25 september 2009 van het UWV WERKbedrijf heeft werkgever de arbeidsovereenkomst opgezegd per 31 december 2009. Werkgever heeft aan werknemer een vergoeding van € 56.960,79 bruto toegekend. Thans vordert werknemer schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Werknemer beroept zich op het gevolgencriterium. Hij stelt onder meer arbeidsongeschikt te zijn geworden door de zware productiewerkzaamheden die hij in zijn functie van brander A gedurende 25 jaar heeft verricht en dat werkgever onvoldoende inspanningen heeft verricht hem binnen de onderneming of elders te herplaatsen. De financiële compensatie door werkgever is volgens werknemer onvoldoende.

De kantonrechter laat in het midden of de opzegging kennelijk onredelijk is geweest. Werknemer zoekt bij de begroting van de schade aansluiting bij de kantonrechtersformule en miskent hiermee de jurisprudentie omtrent het verschillende karakter van artikel 7:681 BW en 7:685 BW. Zelfs al zou de vergoeding conform de kantonrechtersformule (met C=1) worden berekend, dan is de uitkomst nagenoeg gelijk aan de vergoeding die werkgever aan werknemer heeft verstrekt. De werkgever heeft derhalve reeds voldaan aan hetgeen werknemer vordert. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat werkgever feitelijk een passende en toereikende voorziening getroffen heeft, zodat niet is voldaan aan het gevolgencriterium ex artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW. Volgt afwijzing van de vordering.