Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Assen), 1 juni 2011
ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7660
werkneemster/de Stichting
Werkneemster is op 1 juni 2010 bij de Stichting Residentie Buitenzorg (hierna: de Stichting) in dienst getreden in de functie van Waarnemend Zorgcoƶrdinator, op basis van een jaarcontract. Ze meldt zich op 19 december 2010 ziek. De Stichting betaalt met ingang van de daaropvolgende maand, januari 2011, het salaris niet meer. De Stichting vindt dat werkneemster niet ziek is en mailt op 6 januari 2011 dat er naar haar mening sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. De Stichting stelt werkneemster voor om het dienstverband te beƫindigen. Werkneemster weigert dit. De Stichting verlangt dat werkneemster werkt of meewerkt aan onderling overleg gericht op re-integratie. Op 24 januari 2011 schrijft de bedrijfsarts dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte. Werkneemster heeft UWV een deskundigenoordeel gevraagd. Deze deskundige oordeelt onder meer: 'Ons oordeel is dat u uw eigen werk op 19 december 2010 inderdaad niet kon doen. Maar ook nu zijn wij van mening dat u uw eigen werk niet kunt doen.' Op 24 april 2011 schrijft de bedrijfsarts dat het arbeidsgeschil het maken van een re-integratieplan in de weg staat. Werkneemster wordt voor haar klachten (onder meer) behandeld door een psycholoog. Op grond van het uitgevoerde onderzoek is vastgesteld dat zij voldoet aan de kenmerken van een depressie. De Stichting wil dat werkneemster op 4 maart 2011 weer gaat werken. Werkneemster stelt dat zij niet in staat is om te werken. Thans vordert werkneemster achterstallig salaris.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter stelt voorop dat artikel 7:629 lid 3 sub c BW bepaalt, kort gezegd, dat de zieke werknemer geen recht heeft op betaling van loon voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid als bedoeld in artikel 7:658a lid 4 BW niet verricht. De kantonrechter komt tot het oordeel dat die situatie zich hier niet voordoet. Gelet op de brief van de psycholoog had de Stichting moeten begrijpen dat van enige inspanning om tot re-integratie te komen vooralsnog geen sprake kan zijn. De Stichting volstaat echter met het weergeven van haar eigen visie met betrekking tot de ziekte van werkneemster. De Stichting heeft ter zake geen bijzondere deskundigheid, zodat de eigen mening en opvattingen van de Stichting zich in dit verband niet vertalen in juridisch relevante termen. Volg toewijzing van de loonvordering.