Rechtspraak
PCC/werknemer
Werknemer (45 jaar) is op 3 april 2006 bij PCC in dienst getreden, laatstelijk in de functie van constructieschilder. Sinds 18 augustus 2008 is werknemer arbeidsongeschikt (wegens psychische klachten) en tot op heden heeft hij zijn werkzaamheden als constructieschilder niet meer kunnen verrichten. Bij brief van 28 juli 2010 heeft het UWV aan PCC een loonsanctie opgelegd wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen. Het bezwaar dat PCC tegen de loonsanctie heeft ingesteld, is door het UWV ongegrond verklaard. PCC heeft per 1 oktober 2010 in verband met de door het UWV opgelegde loonsanctie een deskundigenoordeel aan het UWV gevraagd over het functioneren van werknemer. De deskundige komt tot het oordeel dat werknemer inderdaad onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie. PCC heeft het loon van werknemer per 4 oktober 2010 bevroren. Thans verzoekt PCC ontbinding wegens verandering in omstandigheden zonder toekenning van een vergoeding. Nu zowel de bedrijfsarts, het re-integratiebureau, het UWV en PCC hebben moeten constateren dat werknemer onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht, heeft PCC geen enkel vertrouwen meer in een voortzetting van het dienstverband met werknemer.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het onderhavige ontbindingsverzoek houdt verband met het opzegverbod tijdens ziekte, gelet op het bepaalde in artikel 7:670 lid 1 jo. lid 10 sub c BW. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte is wel mogelijk, echter van de ontbindingsbevoegdheid dient in dat geval een terughoudend gebruik te worden gemaakt, bijvoorbeeld in het geval zich er een bijzondere situatie voordoet. In het onderhavige geval is geen sprake van een bijzondere situatie. Als gevolg van de opgelegde loonsanctie is de periode van twee jaren, gedurende welke periode de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet kan worden opgezegd, op basis van artikel 7:670 lid 10 sub c BW, verlengd met een periode van 52 weken en wel tot 20 september 2011. Het is voor de kantonrechter (die geen medicus is) thans niet uit te sluiten dat het onvoldoende meewerken van werknemer aan zijn re-integratie, het gevolg is van zijn ziekte nu vaststaat dat werknemer is uitgevallen met psychische klachten, welke psychische klachten hem nog steeds parten spelen. De loonsanctie die aan PCC is opgelegd door het UWV, is meer dan een simpele verlenging van de verplichting tot loondoorbetaling. Het is een verlenging van het tijdvak waarin de regels over loondoorbetaling bij ziekte gelden. Dan gaat het dus om de rechten en de plichten van beide partijen. Ook tijdens deze periode van loondoorbetaling geldt artikel 7:629 lid 3 BW en kan PCC de loondoorbetaling stopzetten, vanwege het niet voldoende meewerken van werknemer aan – kort samengevat – zijn re-integratie. Van deze mogelijkheid heeft PCC per 4 oktober 2010 (tot op heden) gebruikgemaakt. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou – in het onderhavige geval – afbreuk doen aan de verplichting van PCC tot re-integratie in het tweede spoor (zodra werknemer zijn re-integratieplichten weer nakomt) en aan de door het UWV opgelegde loonsanctie, zonder dat daarvoor voldoende grond bestaat. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.