Rechtspraak
werkgever/werknemers
Werknemers (35 jaar en 56 jaar) zijn sinds 2003 en 1991 als locatiecoördinator in dienst van werkgever. Werkgever heeft besloten de onderneming te reorganiseren, waarbij de functie van locatiecoördinator is komen te vervallen. Thans verzoekt werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomsten wegens verandering in omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding. Ter onderbouwing van het verzoek heeft werkgever aangevoerd dat sprake is van een financiële noodsituatie en dat faillissement dreigt.
De kantonrechter overweegt als volgt. Niet aannemelijk is geworden dat de ontbindingsverzoeken samenhangen met het OR-lidmaatschap van werknemers. Daarbij heeft de kantonrechter met name acht geslagen op de omstandigheid dat de twee locatiecoördinatoren, die in een vervangende functie zijn geplaatst, functies zijn gaan vervullen waarop ook werknemers hadden kunnen solliciteren. De slechte financiële situatie van werkgever is door middel van de overgelegde financiële gegevens voldoende aannemelijk gemaakt. Het staat een werkgever in beginsel vrij om de organisatie van haar onderneming zo in te richten als zij wenst en kostenbesparende maatregelen te nemen op de manier die zij kiest, in dit geval het laten vervallen van een functiegroep. De werkgever moet daarbij echter wel handelen als een goed werkgever als bedoeld in artikel 7:611 BW en zal zich in verband daarmee moeten houden aan de verplichtingen die uit de cao en andere toepasselijke regelingen voortvloeien. In dat kader overweegt de kantonrechter het volgende. Op grond van de toepasselijke cao is de werkgever verplicht om in geval van een reorganisatie waarbij gedwongen ontslagen vallen, een uitvoeringsplan op te stellen, waarin in ieder geval is aangegeven of in de onderneming functies voorkomen die uitwisselbaar zijn met de opgeheven functie en waarin moet worden vastgelegd welke maatregelen worden genomen om werknemers van werk naar werk te begeleiden. Werkgever heeft dit niet gedaan. Verder moet de werkgever op grond van artikel 2.1 lid 12 van het sociaal plan aan werknemers aan wie geen vervangende functie kan worden aangeboden, een herplaatsingbesluit uitreiken. De werknemer heeft vervolgens gedurende zes maanden aanspraak op de in hoofdstuk 3 van het sociaal plan opgenomen mobiliteitsbevorderende maatregelen, die met name zijn gericht op het verwerven van een functie buiten de organisatie van de werkgever. Aan werknemers is geen herplaatsingbesluit uitgereikt en zij hebben als gevolg daarvan geen gebruik kunnen maken van de faciliteiten, genoemd in hoofdstuk 3 van het sociaal plan. De kantonrechter is van oordeel dat werkgever eerst de in het sociaal plan voorgeschreven herplaatsingprocedure moet doorlopen voordat zij een ontbindingsverzoek kan indienen. Nu dit niet is gebeurd worden de verzoeken afgewezen.