Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer (55 jaar) is op 8 september 1975 in dienst getreden van de rechtsvoorganger van werkgever, laatstelijk in de functie van elektronica servicemonteur. Werknemer is sedert 10 november 2006 arbeidsongeschikt wegens psychische klachten. Bij beslissing van 18 september 2008 heeft het UWV aan werkgever een loonsanctie van 52 weken opgelegd, omdat naar de mening van het UWV de re-integratie-inspanningen van werkgever onvoldoende zijn geweest. Na verkregen toestemming van UWV WERKbedrijf heeft werkgever de arbeidsovereenkomst bij brief van 11 maart 2010 opgezegd. Werkgever heeft een vergoeding gelijk aan het loon over de opzegtermijn van vier maanden betaald. Thans vordert werknemer schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De oorzaak van de arbeidsongeschiktheid als gevolg van psychische klachten is niet werkgerelateerd. Van verwijtbaarheid bij werkgever met betrekking tot het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid is dan ook geen sprake. De omstandigheid dat door het UWV is geoordeeld dat werkgever tekortgeschoten is in haar re-integratieverplichtingen vormt onvoldoende grond voor de conclusie dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is. Aan werknemer kan worden toegegeven dat hij gelet op zijn lange, eenzijdige werkervaring en zijn leeftijd ten tijde van het ontslag een moeilijke positie op de arbeidsmarkt heeft. Zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en de psychische klachten die daaraan ten grondslag liggen en lagen maken zijn positie op de arbeidsmarkt er niet beter op.
De kantonrechter oordeelt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is, omdat de gevolgen van de opzegging voor werknemer zodanig ernstig en daarmee onevenredig zijn in vergelijking met de belangen daarbij van werkgever. Daarbij laat de kantonrechter zwaar meewegen dat aan werknemer met zijn langdurige en goede staat van dienst tot het moment van zijn arbeidsongeschiktheid, geen enkele financiële tegemoetkoming is verstrekt om hem in staat te stellen zijn levensstijl en financiële verplichtingen aan te passen aan de nieuwe situatie, terwijl aannemelijk is dat hij gedurende langere tijd inkomensschade zal lijden. Uitgaande van de lange duur van het dienstverband is een periode van 1,5 jaar redelijk om werknemer in staat te stellen zijn levensstijl en financiële verplichtingen aan te passen aan zijn nieuwe situatie. Uitgaande van het laatstverdiende salaris van werknemer van € 3.498,51 bruto per maand en een WIA uitkering van € 2.801,22 bruto per maand resulteert dit in een bedrag aan schade van in totaal € 12.552,00 bruto.