Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting BOEG/werknemer
Rechtbank Midden-Nederland, 26 maart 2010
ECLI:NL:RBUTR:2010:BL8965

Stichting BOEG/werknemer

Afwijzing ontbindingsverzoek hoofd administratie stichting, ondanks externe rapportages over disfunctioneren (administratie) van de stichting. Niet functioneren van de stichting impliceert niet disfunctioneren werknemer

Werknemer (57 jaar) is op 1 september 2002 in dienst getreden van Stichting BOEG, laatstelijk in de functie van hoofd administratie. De gemeente Utrecht heeft een extern bureau onderzoek laten verrichten naar het functioneren van de stichting. Uit dit onderzoek blijkt dat de stichting slecht tot matig functioneert. Stichting BOEG verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verandering van omstandigheden. Zij voert daartoe aan dat uit het rapport van BMC volgt dat werknemer verantwoordelijk is voor een onder de maat functionerende financiƫle administratie en dat het gezien de verbeteropdracht niet vanzelfsprekend was dat het huidige hoofd administratie teamleider interne organisatie kon zijn. Uit het onderzoek van Deloitte blijkt dat de administratieve organisatie tekortschoot, dat sprake was van administratieve onregelmatigheden die niet passen bij een integere bestuurscultuur, van een ongewenste belangenverstrengeling en van onzorgvuldig handelen. Tevens heeft Deloitte geconstateerd dat er op de financiƫle administratie onvoldoende kennis aanwezig was, dat werknemer als hoofd administratie steken heeft laten vallen en dat de rechtmatigheid van betalingen en daarmee van de besteding van subsidies niet kan worden vastgesteld.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Stichting BOEG baseert zich uitsluitend op de hierboven geciteerde rapporten die zijn uitgebracht door BMC en Deloitte. Vast staat echter dat BMC opdracht tot een onderzoek is gegeven, omdat Stichting BOEG als organisatie in zijn geheel niet naar tevredenheid functioneerde, terwijl de reden voor het onderzoek van Deloitte was gelegen in het feit dat er beschuldigingen waren geuit van fraude door de directeur van Stichting BOEG, de heer X. Geen van deze onderzoeken is ingesteld om het functioneren van werknemer te onderzoeken. Uit beide rapporten komt naar voren dat Stichting BOEG als organisatie gebrekkig functioneerde, waarbij ontegenzeggelijk vaststaat dat werknemer onderdeel heeft uitgemaakt van dit gebrekkig functioneren. Er is echter in geen van beide rapporten specifiek kritiek geuit op de wijze waarop werknemer zijn functie uitoefende. Op zich is wel begrijpelijk dat Stichting BOEG na alle rumoer die zich rond Stichting BOEG heeft afgespeeld schoon schip wil maken en dat zij het gevoel heeft dat werknemer onderdeel uitmaakt van de 'oude garde', maar dit kan op zichzelf beschouwd geen reden vormen om de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden. Daarvoor is nodig dat Stichting BOEG aannemelijk maakt dat werknemer in zijn eigen functie daadwerkelijk heeft gedisfunctioneerd. Daarin is Stichting BOEG niet geslaagd. Volgt afwijzing ontbindingsverzoek.