Rechtspraak
PSL
X is van 1964 tot 1994 in dienst geweest van Smid B.V. en Arcon B.V. en heeft gedurende deze dienstverbanden pensioen opgebouwd bij PSL. Op 1 november 2007 werd X 65 jaar en zou hij met pensioen gaan. Bij brief van 21 mei 2007 heeft PSL X geïnformeerd over de hoogte van zijn ouderdomspensioen. Een maand na deze eerste brief heeft X van PSL een tweede brief ontvangen, gedateerd 27 juni 2007 waarin staat: 'Onlangs heeft u van PSL een pensioenaanvraag ontvangen, waarin de hoogte van uw ouderdomspensioen werd vermeld. Echter hebben wij geconstateerd dat uw pensioen niet correct door ons systeem is berekend, waarvoor onze welgemeende excuses. Uw ouderdomspensioen is niet € 22.387,17 op jaar basis, maar € 39.524,15 op jaarbasis (…).' X heeft hierna tweemaal telefonisch contact gehad met PSL, waarbij de juistheid van de tweede brief is bevestigd. Op 19 april 2010 ontving X een brief van PSL, met de mededeling dat PSL na controle en herberekening van zijn pensioenaanspraken helaas had moeten constateren dat het ouderdomspensioen in 2007 niet correct was vastgesteld en dat X slechts recht had op € 22.329,71 bruto per jaar. Vanaf april 2010 zou maandelijks het nieuw berekende bedrag aan hem worden uitgekeerd.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De vraag waar het in deze procedure om draait is of bij X, gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, het gerechtvaardigd vertrouwen is kunnen ontstaan dat hij voor de rest van zijn leven aanspraak kon maken op het door PSL in haar brief van 27 juni 2007 toegezegde ouderdomspensioen. Deze vraag beantwoordt de kantonrechter bevestigend.
Vooropgesteld wordt dat PSL in dezen beschouwd moet worden als de professionele partij, die over de noodzakelijke kennis beschikte om uit te rekenen op welk bedrag aan ouderdomspensioen X recht had. X moet worden beschouwd als een leek op het terrein van pensioenen en beschikt niet over de kennis en rekenhulpmiddelen om de toezeggingen van PSL precies te verifiëren. Gelet op dit verschil in deskundigheid tussen X en PSL kan enerzijds aan PSL de eis worden gesteld om bij de berekening van de pensioenuitkeringen van haar deelnemers de grootst mogelijke zorgvuldigheid te betrachten en haar uitlatingen over die rechten uitgebreid te controleren en kan anderzijds niet te snel worden aangenomen dat een pensioengerechtigde had kunnen en moeten begrijpen dat de hem toegezegde uitkering te hoog is. Dat laatste lijdt slechts uitzondering indien er sprake is van een evidente – voor iedere leek begrijpelijke – fout, of indien er door het pensioenfonds eerder informatie is verstrekt op basis waarvan de pensioengerechtigde moet begrijpen dat de pensioentoezegging niet juist kán zijn. Van dergelijke uitzonderingen is in het onderhavige geval geen sprake. X heeft aannemelijk gemaakt dat hij niet hoefde te begrijpen dat het bedrag dat hem gedurende 29 maanden werd uitgekeerd, niet correct was. X ging ervan uit meer pensioen te hebben opgebouwd omdat hij eigenlijk op zijn 62ste mocht stoppen met werken, maar tot zijn 65ste heeft doorgewerkt. Na de brief van 27 juni 2007 is nog tweemaal bevestigd dat het vastgestelde bedrag juist was. Door toedoen van PSL is bij X het gerechtvaardigd vertrouwen ontstaan dat hij recht had op het bedrag aan ouderdomspensioen dat aan hem door PSL bij brief van 27 juni 2007 was meegedeeld. PSL moet de gedane toezeggingen nakomen.