Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 7 september 2011
ECLI:NL:RBUTR:2011:BR6816
Matrans/FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen
Matrans is een Rotterdamse onderneming die sjorwerkzaamheden verricht. Na overname van de bedrijfsactiviteit van ECT omstreeks 1990, voert Matrans collectief overleg met (de rechtsvoorgangers van) FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen over de arbeidsvoorwaarden van de werknemers in de sector. Dit heeft in de loop der tijd geleid tot de totstandkoming van sector-cao's. In de achtereenvolgende sector-cao's is steeds bepaald dat voor de werknemers van Matrans de arbeidsvoorwaarden van de ECT-cao van toepassing zijn. In de loop van 2006 hebben partijen met elkaar overlegd over de inhoud van een nieuwe sector-cao voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2009. De nieuwe sector-cao is vastgelegd in een stuk met de titel 'onderhandelingsresultaat'. Uiteindelijk is de cao niet ondertekend of aangemeld. FNV stelt dat partijen het over de tekst van de sector-cao en de daarbij behorende loonschalen niet eens zijn geworden. Een werknemer die in mei 2010 het loon op basis van de ECT-cao (in de individuele arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard) heeft gevorderd, is bij tussenvonnis in het gelijk gesteld. De ECT-cao wijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet voor de niet-ondertekende sector-cao, omdat een cao op grond van artikel 3 WCAO slechts bij authentieke of onderhandse akte kan worden aangegaan, hetgeen met de sector-cao niet is gebeurd. Matrans vordert thans dat FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen worden veroordeeld alsnog tot ondertekening en aanmelding van de sector-cao 2006-2009 over te gaan. Gelet op (het verloop van) het overleg over de uiteindelijke tekstversie mocht erop vertrouwd worden dat de vakbonden instemden met de uiteindelijke cao-tekst en mocht zij er naar redelijkheid en billijkheid vanuit gaan dat de bonden de cao zouden ondertekenen en aanmelden, aldus Matrans.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Voor Matrans is onduidelijk welke arbeidsvoorwaarden zij jegens haar werknemers heeft toe te passen, zodat ze een gerechtvaardigd belang heeft bij de gevorderde spoedvoorziening. De vraag is of het 'onderhandelingsresultaat' van oktober 2006 op het onderdeel waarover partijen naderhand van mening zijn gaan verschillen, te weten de beloning van de sjorders van Matrans, zodanig duidelijk en volledig is dat de uitwerking daarvan in een cao-tekst aan partijen geen noemenswaardige keuzevrijheid meer laat. Het 'onderhandelingsresultaat' dient in dit kader te worden uitgelegd aan de hand van de artikelen 3:33-3:35 BW en de Haviltex-norm.
Omdat de loonschaal van de ECT-cao waarnaar de sjorders van Matrans eerder waren beloond niet meer was opgenomen, diende nader afgesproken te worden hoe die inschaling zou plaatsvinden en hoe de ontstane leemte opgevuld zou worden. In oktober en november 2006 lag de inschaling niet vast. Matrans mocht er niet op vertrouwen dat de bonden, in afwijking van het bepaalde in het 'onderhandelingsresultaat', instemden met de verslechtering van de beloning van zittende sjorders, in dienst getreden op of na 1 oktober 2000. Nadat in maart 2008 de verzochte schriftelijke instemming uitbleef, had Matrans er redelijkerwijs op bedacht kunnen zijn dat nog geen volledige overeenstemming was bereikt. Zij mocht er niet zonder meer vanuit gaan dat de bonden akkoord waren met de cao-tekst. Volgt afwijzing van de vordering.