Rechtspraak
werknemer/ASR c.s.
Op 20 november 2007 is werknemer bij zijn werkgever United Offshore een bedrijfsongeval overkomen. Tijdens het aanbrengen van een conserveringsmiddel voor kabels (met benzeen en vet) met een hogedrukspuit is dit middel met veel kracht in aanraking gekomen met de linkerhand. Als gevolg van het ongeval is het grootste deel van de linkerwijsvinger geamputeerd en is een posttraumatische stressstoornis ontstaan. Schadeverzekeraar ASR heeft aansprakelijkheid erkend. Nadat tussen werknemer en United Offshore problemen zijn gerezen ten aanzien van de inzetbaarheid van werknemer, is werknemer eind oktober wegens dringende reden ontslagen. Dit ontslag is later ingetrokken. Op 30 juni 2010 is werknemer wederom een arbeidsongeval overkomen, als gevolg waarvan hij letsel aan zijn rechterhand heeft opgelopen. Ook voor dit ongeval heeft ASR aansprakelijkheid erkend. In de onderhavige deelgeschilprocedure vordert werknemer voor recht te verklaren dat hij aanspraak maakt op smartengeld van € 25.000, vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 18.691 en € 12.297,21 voor het opstellen en behandelen van dit verzoekschrift.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Smartengeld vormt een naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op hetgeen rechters in enigszins vergelijkbare gevallen hebben toegekend (vgl. voor de amputatie Hof 's-Hertogenbosch 13 juli 2004, bundel Smartengeld 17e druk, nr. 195 en voor de psychische schade de door werknemer genoemde uitspraken), zal de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking nemende, het smartengeld begroten op € 13.500 (exclusief wettelijke rente).
Vast staat dat United Offshore na het ongeval van 20 november 2007 reeds in 2008 zonder deugdelijke grond geprobeerd heeft om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De kosten die werknemer heeft gemaakt ter voorkoming van een onterecht ontslag en de kosten die gemaakt zijn in verband met de re-integratie zijn daarom in beginsel aan te merken als redelijke kosten ter beperking van schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder a BW. Het betreft namelijk voor een groot deel kosten die gemaakt zijn ter voorkoming van (forse) arbeidsvermogensschade. Ook schade die het gevolg is van de bejegening door de werkgever dient als een gevolg van het ongeval aan United Offshore te worden toegerekend. De kosten die gemaakt zijn in verband met de procedure bij de kantonrechter te Bergen op Zoom over de betaling aan werknemer van de door Aegon uitgekeerde som op grond van de ongevallenverzekering, komt niet op grond van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking. Hiervoor geldt de uitzondering van artikel 6:96 lid 2 onder c BW. Voorts heeft werknemer niet duidelijk gemaakt welke van de door hem gevorderde en in de specificatie genoemde kosten betrekking hebben op de werkzaamheden of verschotten in verband met de ongevallenverzekering. Hij zal daartoe alsnog in de gelegenheid gesteld worden, waarna ASR c.s. daarop zullen kunnen reageren. Ook mag werknemer nog reageren op de kopie van een betaalopdracht waaruit zou blijken dat ASR een voorschot heeft betaald.
Tot slot wordt ten aanzien van de kosten van de onderhavige deelgeschilprocedure (vergoeding van 38,9 uur) overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat de gespecificeerde werkzaamheden in verband met de deelgeschilprocedure verricht zijn en dat daarmee de in het overzicht vermelde tijd gemoeid is geweest. Het standpunt dat de kosten in verband met de deelgeschilprocedure buitensporig zijn, is niet nader toegelicht. Volgt aanhouding van de zaak.